Cockpits van Jean-Luc Béghin

201703_BEG_3_.JPG

Los Angeles – Grimbergen, 25 februari 2017. Jongeren die groot geworden zijn met de tijdschriften van Kuifje en Robbedoes, moeten we Jean-Luc Béghin eigenlijk niet meer voorstellen. Zijn luchtvaartreportages raakten altijd de essentie van de luchtvaart, hij plaatste zijn lezers in de cockpit. Zijn werk was zeer geliefd onder de jonge luchtvaartliefhebbers. Heel wat van zijn tekeningen en persoonlijke verhalen liggen nu aan de basis van een prachtig Franstalig kunstboek over vliegtuigcockpits. Naast een technisch verhaal is ‘Cockpits’ van Jean-Luc Béghin vooral een heel menselijk relaas geworden. Omdat Béghin in de Verenigde Staten woont, en omwille van onze deadline, is het interview met hem doorgegaan via Skype.

Een tevreden Jean-Luc Béghin met zijn cockpitboek. (Foto Jean-Luc Béghin)

In 1944 was de toen vijfjarige Jean-Luc Béghin sterk onder de indruk van de Amerikaanse, Britse en Canadese bevrijders van Brussel. Hij woonde in Elsene en leerde er de nieuwe producten kennen die de GI’s meebrachten: Lucky Strikes, Coca Cola, Milky Way of Mars, …. Soms werd hij aan de schoolpoort afgezet met een Amerikaanse jeep. Zijn liefde voor de luchtvaart, en dan vooral de Amerikaanse luchtvaart, ontstond ongetwijfeld tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Jean-Luc Béghin: “Na mijn humaniora, eind 1959, werd ik drie maanden aangeworven voor Spirou. Dan werd ik vriendelijk aangemaand om de Belgische strijdkrachten te komen versterken. Eerst kwam ik voor twee maanden in een kazerne in Mechelen terecht waar ik radio-operator van een tank had moeten worden. Ze wilden mij naar een eenheid in Bensberg sturen, in de Britse sector van West-Duitsland. Omwille van mijn tekentalent mocht ik in een studio van de Géruzet-kazerne in Etterbeek tekeningen maken voor het Belgisch militair magazine Onze Macht. Ik maakte ondermeer reportages over de geschiedenis van de Jeep en van een infanteriegeweer. Ik verbleef ook in de kazerne Rolin in Etterbeek en in de Dailly-kazerne in Schaarbeek. Mijn legerdienst deed ik samen met de charmante zanger Will Tura. Hij zong ’s avonds en speelde accordeon, ik herinner mij nog goed zijn toenmalige hit ‘Zwart, Geel, Rood.’ Ook cartoonist Hugo de Kempeneer leerde ik kennen tijdens mijn militaire dienst.”

Jean-Luc Béghin in 1961 in de studio van Onze Macht. (Foto Jean-Luc Béghin)

De overstap van het kazerneleven naar de tekenstudio’s gebeurde eerder toevallig. Jean-Luc: “Het tijdschrift Onze Macht werd gedrukt in Kobbegem, op dezelfde persen als Kuifje. Het team van Kuifje had er mijn tekeningen gezien en vroegen of ik na mijn legerdienst bij Le Lombard kwam werken, in de studio aan het Brusselse Zuidstation. Daar werkte ik van 1961 tot 1963. Vanaf 1964 kon ik zelfstandig gaan werken voor Dupuis-Spirou, dat was eigenlijk het begin van mijn tekencarrière in de luchtvaart. Ik was trots dat ook Hergé mij een job had aangeboden in zijn studio in de Louizalaan. Ik ben er geweest maar voelde mij er niet zo goed thuis, alles was er zeer strak georganiseerd. Ik verkoos de ambiance van Dupuis. Hergé heb ik vriendelijk bedankt voor het aanbod.

Jean-Luc Béghin had contact met zowat alle groten uit de stripwereld: Hergé (Kuifje,) Franquin (Guust Flater,) Hubinon (Buck Danny,) Morris (Lucky Luke,) Peyo (de Smurfen) en vele andere. De huidige internetgeneratie kan moeilijk inschatten hoeveel impact uitgeverijen als Dupuis en Le Lombard gehad hebben op het jonge lezersvolkje en wat ze hebben betekend voor de toenmalige creatieve tekenaars. Jean-Luc Béghin: “Ik volgde nooit academie maar ben begonnen met het kleine tekenwerk en dankzij de grote cartoonisten leerde ik de stiel en vond stilaan mijn eigen stijl. Wat de luchtvaarttekeningen betreft moest ik bij anderen zoveel correcties aanbrengen dat ik op een bepaald moment heb besloten zelf de luchtvaartprenten en reportages te gaan maken.”

Zijn eerste illustratie van een F-104 cockpit. Franquin wou absoluut Guust Flater toevoegen. De afbeelding komt uit Spirou maar is overgenomen in het cockpitboek. (Jean-Luc Béghin, archief Spirou/Frans Van Humbeek)

Zijn passie voor de Amerikaanse luchtvaart bleef groeien en in 1976 emigreerde hij naar Los Angeles. Vanaf 1981 tot zijn pensioen in 2005 was hij operations supervisor voor Air France op Los Angeles International Airport. Sinds zijn pensionering kan hij zich voltijds wijden aan zijn luchtvaarttekeningen, zijn enorme collectie luchtvaartobjecten en zijn familie.

Het cockpitboek van Jean-Luc Béghin begint met een gesigneerde tekening die hij in 1982 maakte voor Jane Fonda. Béghin werkte toen al voor Air France, hij kon de groten der aarde ontmoeten die vluchten namen naar de Lichtstad. Het voorwoord is van Romain Hugault, een Frans striptekenaar met een fantastische tekenpen http://romain-hugault.blogspot.be/

Het boek neemt ons eerst mee naar de privécollectie van Béghin. Daarin zitten niet alleen luchtvaartobjecten en luchtvaartfoto’s maar ook allerhande consumptiegoederen uit WOII, zoals toiletproducten, magazines, fototoestellen  en zelfs een Willys jeep. In zijn tekeningen merken we dat die typisch Amerikaanse merkproducten ook regelmatig worden afgebeeld.

In zijn kindertekeningen zien we al snel vliegtuigen opduiken. We gluren even in zijn familiealbum met foto’s van hem en zijn latere echtgenote, vlak na de bevrijding van Brussel. We krijgen foto’s te zien die in april 1945 zijn genomen van de tentoonstelling in het Jubelpark, beelden van een Mustang, een Spitfire en een B-25. Het waren de eerste geallieerde toestellen die de tekenaar van zo dichtbij mocht bewonderen.

Kindertekening van Jean-Luc Béghin. Hij had een metalen speelgoed-Stuka gekregen van een Britse soldaat, dat vliegtuigje stond model voor de tekening. (Archief Jean-Luc Béghin)

Het boek toont niet alleen tekeningen van cockpits, maar ook allerhande leuke cartoons en gelegenheidstekeningen. Zo is er bijvoorbeeld een strip gemaakt als geboortekaart voor de baby van een Belgische Mirage-piloot van het 42e smaldeel. In het Kennedy Space Center had Béghin de lancering kunnen bijwonen van Apollo 16, later werd hij op de ranch van Commandant Eugene Cernan uitgenodigd. De nieuwjaarskaart die hij in 1972 tekende voor Cernan vind ik subliem. Ze stelt het dochtertje van Cernan voor die met de maanwagen (Lunar Rover Vehicle) een toertje maakt op het ouderlijk gazon en er een spoor achterlaat.

De eerste cockpittekening in het boek is er eentje van de Spirit of St.Louis. Vrijwel altijd wordt het verhaal gebracht van het ontstaan van de tekening. Het is wonderlijk hoe Béghin de vrijwel volledige cockpit zonder vervorming in beeld kan brengen. Het is beslist geen sinecure om een cockpit als deze van de Boeing B747-200 overzichtelijk en zo compleet mogelijk op een tekenvel te krijgen, daarvoor moet je echt het talent hebben van een kunstenaar. Béghin toont ons zowel tekeningen van analoge cockpits als van digitale (Airbus A320, Boeing B777.) Jean-Luc: “Nu ben ik gestart aan de cockpit van een Messerschmitt Bf 109. Jaren geleden hadden we in Europa vooral Spitfires en Mustangs in musea, minder Duitse toestellen. Een legendarisch vliegtuig als de Bf 109 kan ik niet negeren. Ik was welkom in het Planes of Fame Air Museum hier op Chino Airport om hun Bf 109G Gustav te bestuderen en fotograferen. Ondertussen is het toestel verhuisd naar hun museum in Valle-Williams, Arizona.”

Jean-Luc Béghin werkt nu aan de cockpit van een Messerschmitt Bf 109. (Archief Jean-Luc Béghin)

Alle tekeningen worden aangevuld met afbeeldingen van historische foto’s, knipsels, persoonlijke ontmoetingen, postzegels, objecten, enz.  Over het algemeen mocht hij zonder al te veel beperkingen de cockpits op papier zetten, af en toe merken we een zekere censuur. Toen hij in 1974 de cockpit van een Phantom tekende werd het bedieningspaneel voor de elektronische oorlogsvoering verwijderd.

Béghin brengt ons het verhaal van 28 cockpits. Zijn originele tekeningen zijn fotografisch precies in zwart-wit toevertrouwd aan Schoeller Parole tekenpapier, een papiersoort die door André Franquin himself aan professionele tekenaars werd aangeraden. Jean-Luc Béghin: “De inspiratie voor mijn tekenstijl, zwarte lijnen op wit papier, haalde ik van Jacob Harrewijn, een tekenaar en graveur geboren in Amsterdam in 1660 en overleden in Brussel in 1727. Hij was vooral actief in het Brusselse. Toen ik zijn gravures zag ben ik zelf kastelen beginnen tekenen. Ik ondervond dat ik van cockpits geen gravures kon maken omwille van de vele details, maar dankzij hem heb ik wel mijn eigen tekentechniek gevonden. Ook Albrecht Dürer (°1471, †1528), ondermeer bekend om de prachtige kopergravures, heeft mij geïnspireerd.”

Naar analogie met de werken van tekenaar en graveur Jacob Harrewijn, begon Jean-Luc met het tekenen van enkele kastelen. Hij signeerde met ‘Johannes Lucas.’ (Archief Jean-Luc Béghin)

Niet alle cockpits zijn zo complex als deze van de Apollo 8, maar allemaal vertellen ze doorheen de tekening hun eigen verhaal. We kijken bijvoorbeeld in de cockpit van de eenvoudige Piper Grasshopper. Naast het toestel zit de luitenant piloot op het rechterwiel, hij leest Yank Magazine.  De Piper Cub L-4 landde op het domein van het kasteel van Bousval, nabij Genappe. We bemerken identificatieplaatjes van vliegtuig en crew. Nabij een Willys jeep staan jerrycans voor water en brandstof. In de cockpit ligt een wegenkaart die de schoonouders van Jean-Luc Béghin gebruikten tijdens de exodus van mei 1940. En bij de foto’s van dit hoofdstuk staat er eentje van de Piper J3C-65 Cub OO-EAB waarmee Jean-Luc Béghin in 1965 op het Grimbergse vliegveld zijn luchtdoop kreeg.

Jan-Luc Béghin beschrijft zijn ontmoetingen met bijna mythische figuren uit de luchtvaart. Een foto toont bijvoorbeeld Jim Rider, Duke Johnson en Neil Anderson, testpiloten F-16 op het Salon van Le Bourget met een tekening van de F-16 cockpit. De geschiedenis van de North American P-51D Mustang wordt beeldig verteld door zijn hoofdontwerper bij North American Aviation, namelijk de in 1889 in het Duitse Hornbach geboren Edgar Schmued. De Franse oorlogspiloot Pierre Clostermann, auteur van Le Grand Cirque, ontmoette hij in 1976. Het boek staat vol van verhalen over luchtvaarthelden.  In de States ontmoet Béghin ook iconen als Charles Schulz, de tekenaar van luchtheld Snoopy uit de stripreeks Peanuts. Een bescheiden Jean-Luc zegt daarover: “Hier in de States is het wel gemakkelijker om binnen te geraken bij zo’n luchtvaarthelden, in België of Frankrijk gaat dat allemaal veel moeilijker, dat is eigen aan de cultuur en mentaliteit van mensen.”

Ook de Belgische Luchtmacht had al zeer snel het talent van Jean-Luc Béghin ontdekt, getuige hiervan zijn ondermeer de verhalen van de Belgische Kol Vl André ‘Dédé’ Richir. Jean-Luc: “Ik had een zeer goed contact met de Belgische Luchtmacht. Het begon met een vlucht in SV-4 en ik mocht ondermeer back seat meevliegen in T-33. Met toenmalige luchtmachtpiloten onderhoud ik nog altijd een zeer goede band.”

In Spirou van 8 oktober 1970 stond deze afbeelding van een Mirage VB. In het cockpitboek werd een F1 van de Franse luchtmacht afgebeeld. (Jean-Luc Béghin, archief Spirou/Frans Van Humbeek)

Jean-Luc: “Twee jaar geleden kwam ik in contact met de uitgeverij Paquet die al prachtige luchtvaartpublicaties op de markt heeft gebracht. Ze hadden veel interesse voor mijn werk. Het was eerst de bedoeling om een boekje te maken van 48 bladzijden met enkele cockpittekeningen. Maar toen ze mijn bijhorende foto’s, verhalen en documenten zagen hebben ze er een boek van 208 bladzijden van gemaakt.”

Het boek Cockpits is geen louter Amerikaans verhaal, er is een voortdurende terugkoppeling naar de Belgische luchtvaart. Natuurlijk werd er veertig jaar geleden anders omgesprongen met de veiligheidsnormen en het was misschien net iets gemakkelijker om met een militaire jet mee te vliegen. Een piloot die Jean-Luc Béghin meenam voor een vlucht in F-104 beëindigt zijn briefing met de zin: “Jean-Luc, si vous m’entendez dire “Eject, Eject!” ne posez pas de question car je ne serai plus là pour vous répondre!” Ook de locaties waar hij werd welkom geheten zijn uitzonderlijk, hij kreeg bijvoorbeeld rondleidingen op de vliegdekschepen Clemenceau en USS Abraham Lincoln.

Het is zowel een leesboek als een kijkboek, een luchtvaartboek om van te genieten en niet na de eerste lezing in een hoek te leggen. De (ietwat) oudere lezers zullen er de spirit van de magazines van Kuifje en Spirou in herontdekken, daarvoor alleen al is de aankoop een goede investering.

Ondermeer te bestellen bij Editions Paquet, www.editionspaquet.com/bd/

35 euro (exclusief verzending.) De meeste winkels afficheren het boek aan 40 euro. Formaat 23,5 x 31,5 cm, 208 blz, kleur met zwart-wit cockpittekeningen, een prima lay-out, harde kaft, ISBN 978-28-889-0777-0.

Frans Van Humbeek

 

Frans Van Humbeek

Frans Van Humbeek

is hoofdredacteur van Hangar Flying. Hij is freelance luchtvaartjournalist en auteur van verschillende luchtvaartboeken. Frans probeert zowat alle facetten van de Belgische luchtvaart op te volgen, maar zijn passie gaat vooral uit naar het luchtvaarterfgoed en de geschiedenis van de Belgische vliegvelden. Binnen het redactieteam van Hangar Flying zorgt hij ook voor de updates van www.aviationheritage.eu.

Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid. Accepteren Lees meer

'Deze Accepteren Lees meer