Evere, 16 juli 2009. Het dossier dat voor ons op tafel ligt in het Kwartier Koningin Elisabeth met documenten die doorgaans zwierig met de pen zijn geschreven, zijn eigendom van het Militair Notariaat van het Belgisch Leger. Ze documenteren het militaire leven van de grootvader van mijn vrouw en over zijn oorlogsverleden doen in de familie de wildste verhalen de ronde.
Grootvader zou hebben gevlogen tijdens WO I, getuige het beeld in een kader aan de
muur dat grootvader toont in de cockpit van een Fokker DVII. Maar er is nog een
ander verhaal, dat eerst moet worden verteld.
De papa van mijn vader (°1900, †I976) was als jongeman in Brugge in de kazerne gelegerd van de Jagers te paard en verzorgde er in de jaren net na WO I als dienstplichtige en als man van het volk, de paarden van de veel hoger geplaatsten in de hiërarchie.
De tank was net uitgevonden, het vliegtuig ook, en geen mens die toen al wist dat oorlogsvoeren te paard weldra archaïsch en danig achterhaald zou zijn. Ook grootvader wist dat niet. In zijn eenvoud van afkomst was hij allang blij dat hij die dag geen stamp had gehad van een weerbarstig paard of was afgesnauwd door de hoge lui met goudgestikte epauletten aan de schouders.
Van mijn grootvader is in die dagen een prent gemaakt. Kunstenaars zijn van alle tijden en ze zijn te vinden in alle lagen van de bevolking, ook ‘onderaan’ zogezegd. De prent die op hard, bruin karton is gekleefd, en vele jaren op een zolder zat weggeborgen, toont een fiere opa in vol soldatenornaat.
Het was in die jaren een algemeen verspreide gewoonte dat begaafde makkers tekeningen van hun kameraden maakten en daarin de soldatenhabitat toonden waarin ze vertoefden. De fotografie was nog verre van doorgedrongen tot in de verste hoeken van de gemeenschap.
Dik ’n halve eeuw later zou ik welkom zijn in het ouderlijk huis van mijn toekomstige vrouw. Daar, in die eenvoudige werkmanswoning, hing aan de muur precies zo’n kunstwerkje als van de pa van mijn vader ooit was gemaakt. De tekening toonde de opa van mijn vrouw en deze volkse man (°1895, †1976) zat warempel trots als een pauw in een Fokker DVII (Alb) met registratie 6689-18.
Opa zou vlieger zijn geweest in de Grooten Oorlog. De persoonlijke Aviateur van Koning Albert I, de Koning-soldaat, zelfs. Ze stegen op van het strand van De Panne en eens zou opa gedwongen zijn geweest tot een noodlanding na een kogel in de waterkoeling van de motor te hebben gekregen. Opa zelf zou altijd over zijn oorlogsverleden stijf de mond dicht houden en later was de prent aan de muur een ware trekpleister voor de Duitsers die tijdens WO II ingekwartierd waren bij de Izegemse bevolking : “Guck mal an, dass ist einer von uns”. Ik hoor het mijn schoonpa graag zeggen, in gebroken Duits, en dat er vele keren veel geld is geboden voor de prent.
In de familie van mijn vrouw zijn evenwel nooit documenten opgedoken die de teneur van deze verhalen staafden. Hoe graag had ik gehad dat ooit ’s een vliegboek zou opduiken met notities van elke ondernomen vlucht. Dat gebeurde niet.
Nu hangt de prent van opa-aviateur al een tijdje bij ons in huis. Op een blauwe maandag moest en zou ik er meer van weten. De heemkundige kring van mijn gemeente wist te vertellen dat de dossiers van de Belgische soldaten die waren geboren in 1895, bewaard worden in het Militair Notariaat-archief in het Kwartier Elisabeth te Evere.
Daar zijn we dan op een zomerse dag op afspraak binnengewipt. Netjes lag het dossier van George Prudent Bonte op ons te wachten. Archaïsche stukken die ons leerden dat opa inderdaad frontstrepen werd toegekend als oorlogsvrijwilliger en dat hij na de slag aan de IJzer op 18 februari 1917 is overgegaan naar, zo heette dat toen, het 2ième Escadrille d ‘Aviation en later op 24 april 1918 is overgegaan naar het G.A.T.A. Corps d’Aviation.
Niets was echter in het dossier te vinden dat naar een vliegersverleden van opa verwees. Dat was best jammer, maar een grote ontgoocheling was het niet.
Grootvader was na een familietwist het ouderlijk huis ontvlucht en zomaar het leger ingerold. Daar trad hij als jonge Vlaming die ‘Brussels Frans’ praatte, allicht op als verbindingspersoon met de vliegende, Franssprekende legerlui en wist hij zo een hachelijk avontuur te overleven in allicht betere omstandigheden dan deze van de gruwelijke loopgraven aan het front.
Zijn getolereerde omgang met de deftige legerlui bracht hem allicht in de cockpit van zo’n vliegtuig met daarbij meteen de vraag of deze Fokker DVII een buitgemaakte kist was of, zoals mij vaag bijstaat, een van die zeldzame vliegtuigen van Fokker die de Belgen vlogen (of buitgemaakt hebben?) op het moment dat de militaire luchtvaart in België ontstond. Ha, nog eens wat om uit te zoeken …
Het is echter mijn bescheiden mening dat de kunstenaars in de tijd van opa ook al photoshopten. Portret apart plus vliegtuig apart is samengevoegd een mooie prent en uiteindelijk een mooi verhaal met niets om het lijf maar toch leuk om vertellen.
Niet iedereen hoeft een held te zijn, elke dag er staan, steeds weer, volstaat.
Guido Bouckaert