Grimbergen, 11 september 2015. Cato Guhnfeldt, een historicus gespecialiseerd in de luchtoorlog, werkt voor de Royal Norwegian Air Force aan een serie boeken getiteld ‘Spitfire Saga.’ Hij beschrijft daarin het verhaal van de 331 en 332 ‘Norwegian’ Squadrons in de periode 1941-1945. Voor het zesde deel bezocht hij alle vroegere Advanced Landing Grounds (ALG’s) die door de Noren tijdens de Tweede Wereldoorlog waren gebruikt, Grimbergen (B60) was een van de vliegvelden.
Noorse Spitfires op het Grimbergse vliegveld, op de plaats waar nu de twee ronde loodsen staan. (Cato Guhnfeldt Collection/Archief Frans Van Humbeek) |
Het Grimbergse vliegveld was een van de reservevliegvelden die in de zomer van 1939 voor de Belgische Militaire Luchtvaart werden aangelegd. Na de meidagen van 1940 kwam het veld in handen van de Duitsers die begonnen met de bouw van de noodzakelijke infrastructuur. Een van de belangrijkste gebruikers was Wekusta ‘Westa’ 26 die met Do 17 en He 111 meteo-observatievluchten uitvoerden. De geallieerden stationeerden na de bevrijding de 122 Wing (Mustang en Tempest,) 132 Wing (Spitfire) en 131 Wing (Spitfire) op het vliegveld. Op 1 januari 1945 was ook Grimbergen doelwit van de operatie Bodenplatte van de Luftwaffe. Na de Tweede Wereldoorlog zou Grimbergen een belangrijk vliegveld voor de kleine luchtvaart worden en thuisbasis van de Burgerlijke Luchtvaartschool. Sinds 1997 is de uitbating van het vliegveld in handen van de vzw Recreatief Vliegveld Grimbergen.
Cato Guhnfeldt en een Noorse delegatie bezochten in september 2015 de plaatsen waar de Spitfires tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden gestaan. Omdat Natuur en Bos, dat de helft van het vroegere vliegveld als bos beheert, gelukkig een groot deel van de vroegere betonnen taxibanen heeft behouden, konden we onze collega’s zeer precies aangeven waar tijdens de oorlog de foto’s waren genomen. De parkeerplaatsen aan de Humbeeksesteenweg, de plaats waar de loodsen hadden gestaan nabij het Lintkasteel, de kalibreerschijf, … onze Noorse collega’s waren in de wolken met wat hier in Grimbergen nog rest aan oorlogsverleden.
De ‘Noorse’ 132 Wing bestond eind 1944 uit vier smaldelen. Het 331 en 332 Squadron waren hoofdzakelijk bemand met Noren, terwijl de 66 en 127 Squadrons Britten waren. 331 en 332 Sqn hadden na D-day op 20 augustus 1944 een open veld in Villons-Les-Buissons/Caen (B16) bezet, vanaf 6 september verbleven ze op Neufcampville (B33) en vanaf 11 september op Lille Nord (B57.) 331 Sqn had na Lille Nord en voor aankomst in Grimbergen nog een stop in Fairwood Common (nu Swansea Airport, UK) gemaakt voor wat rust en een air-ground wapentraining. Beide Noorse squadrons waren op 6 oktober 1944 op Grimbergen aangekomen. Op 22 december 1944 verliet 331 Sqn Grimbergen richting Woesdrecht (B79.) 332 Sqn vertrok al van Grimbergen op 11 december 1944 voor een tussenstop in Fairwood Common, dan was het immers hun beurt voor rust en een extra wapentraining.
Met hun Spitfires IX voerden de Noren vanop Grimbergen vooral aanvallen uit boven Nederland, meer en meer drongen ze Duitsland binnen. Het Grimbergse vliegveld was zeer drassig. Er werd vooral geland op een baan van staaldraad (SMT, Square-Mesh Track) en stalen matten (PSP, Pierced Steel Planking.) Tijdens hun doortocht op Grimbergen werden heel wat Noorse piloten gewond of ze keerden niet meer terug van hun missie.
Historicus Cato Guhnfeldt bezocht Grimbergen samen met Carl Stousland, Vilhelm Nicolaysen en Peter Helland. De delegatie kwam toe uit Lille en vertrok na het bezoek aan Grimbergen richting Nederland, net zoals ook de Noorse militairen dat in 1944 hadden gedaan. Het was een bijzonder aangenaam gezelschap en uiteraard werden plannen gesmeed voor de toekomst. Bij het Grimbergse abdijbier wisselden we onze onderzoeksgegevens uit.
Carl Stousland
Carl Georg Andreas Stousland (°1949) is de zoon van 2./Lt Carl Jacob Stousland (331 Sqn.) Carl Jacob (°1918, †2001) ontvluchtte in maart 1941 Noorwegen via de Shetland-eilanden. Nog in 1941 werd hij ingelijfd bij de RAF om opgeleid te worden in het kamp Little Norway in Canada. Daar haalde hij zijn vliegbrevet in augustus 1942. Terug in de UK werd hij begin 1943 na een operationele training ingedeeld bij het 331 Squadron. Op 29 december 1944 maakte zijn Spitfire IX PL258 FN-K een crashlanding nabij Geesteren nadat hij tijdens die missie een Bf 109 had vernield. Geesteren is een van de dorpen in de Twentse gemeente Tubbergen in de Nederlandse provincie Overijssel. De Spitfire van Carl was tijdens de aanval op een tweede Bf 109 in aanraking gekomen met de Spitfire FN-T van zijn vleugelman 2/Lt Tilset. Carl kon zich na de landing verschuilen en dankzij lokale hulp en een Belgisch parachutistencommando van de Special Air Service Brigade (SAS) keerde hij terug naar de UK. Na de oorlog vloog hij voor Scandinavian Airlines System.
Vilhelm Nicolaysen
Vilhelm Nicolaysen (°1952) draagt dezelfde voornaam als zijn vader. Sgt Nicolaysen (°1914, †1952) kwam slechts laat aan in het 331 Sqn, rond augustus-september 1944. Hij maakte net als Carl Jacob Stousland een noodlanding op 29 december 1944, in de buurt van de crashplaats van Jacob, meer bepaald op de kruising van de Agelerweg en Wolfsbergweg in Reutum. Reutum is ook een dorp in de Twentse gemeente Tubbergen. Vilhem vloog met de Spitfire IX PL217 FN-R. Hij wist zich uit de handen van de Duitsers te houden. Na de oorlog werd hij piloot bij de burgerluchtvaart. Vilhelm kwam om op 5 mei 1952 bij de crash van de DC-3 LN-NAD van Fred Olsen in Noorwegen.
29 december 1944 was trouwens een droevige dag in de geschiedenis van 331 Sqn. Carl Jacob Stousland, Vilhelm Nicolaysen en hun 331 Sqn verbleven toen niet meer op Grimbergen maar op de reeds bevrijde vliegbasis van Woensdrecht. Die dag moesten twaalf Spitfires van 331 Sqn een gewapende verkenning uitvoeren boven Duits gebied. Vier Spitfires keerden niet terug naar Woensdrecht. Maar liefst drie van de vliegtuigen kwamen neer in Tubbergen, waaronder die van Carl en Vilhelm. De vierde piloot, Cpt Bjørn Johan Kristoffer Ræder, sneuvelde in zijn Spitfire PT704 FN-B.
Johannes Helland
Peter Helland (°1949) is de zoon van Lt Johannes Helland (°1920, †2009) van het 332 Sqn. Net zoals Carl Stousland ontvluchtte hij Noorwegen via de Shetland-eilanden, toen een veelgebruikte vluchtroute. Ook hij kreeg zijn opleiding in Little Norway, in juli 1943 keerde hij terug naar Engeland om in North Weald het 332 Sqn te vervoegen. Op D-day maakte hij twee vluchten over de ontschepingsstranden. 2/Lt Helland haalde het niet tot Grimbergen. Hij werd bekend als de eerste Noorse piloot die landde op Franse bodem, op 11 juni 1944 op Sainte-Croix-sur-Mer (B3) in Normandië. Op 4 juli 1944 werd hij met zijn Spitfire IX AH-A door Flak neergehaald ten westen van Evreux in Frankrijk en hij kwam in Stalag Luft I terecht. In het krijgsgevangenenkamp in het Noord-Duitse Bath kwamen vooral geallieerde piloten terecht. De gevangenen werden op 30 april 1945 door de Russen bevrijd. Een B-17 vloog Johannes terug naar Engeland. Na de oorlog ging hij vliegen voor de Noorse tak van Scandinavian Airlines System (SAS.) Op 5 juni 2009 onthulde zijn echtgenote, de moeder van Peter Helland, in Villons Les Buissons een pleintje ter nagedachtenis aan haar Johannes Helland. Hij had nooit veel verteld over de oorlogsperiode en overleed drie maanden voor de hulde († 12 maart 2009.)
d’Overschie
In 1944 logeerden de Noorse militairen in Grimbergen vooral in houten barakken die door de Duitsers waren achtergelaten of ze kregen logement aangeboden bij de Grimbergenaars. De vochtige tenten waarin ze in Frankrijk hadden geslapen konden ze gelukkig vaarwel zeggen. De officieren en piloten maakten gebruik van het Grimbergse kasteel d’Overschie, lokaal ook kasteel De Vorst (‘Vorsch’) genoemd. Dat kasteel, met de hoofdingang in de d’Overschielaan, lag amper een tweetal kilometer van het vliegveld verwijderd.
Foto van het kasteel d’Overschie, eind 1944 genomen door de Noren. (Cato Guhnfeldt Collection/Archief Frans Van Humbeek) |
Een rondleiding in het kasteel d’Overschie vormde ongetwijfeld het hoogtepunt van het bezoek van de Noorse delegatie. Het kasteeldomein was voor de Franse revolutie eigendom van de Grimbergse abdij die er kalkzandsteen ontgon waarmee o.a. de abdijkerk werd gebouwd. Getuige van de ontginning zijn ondermeer de bron en de grote vijver voor het kasteel waar zich de ontginning of ‘steenpoel’ bevond. De arbeiders legden een grote steen in de vorm van een kikvors op de bron, vandaar de kasteelnaam ‘De Vorst.’ In 1803 werd hier een eerste landhuis gebouwd, rond 1904 werd het huidige eclectisch kasteel opgetrokken naar de plannen van architect Octave Flanneau die in die periode ook het Brusselse Egmontpaleis heropbouwde. De vroegere kelders van het kasteel De Vorst werden behouden. De barones Isabelle d’Overschie de Neeryssche († 1950) had het kasteel tijdens de oorlogsjaren moeten verlaten en was ingetrokken in het nabijgelegen Rust- en Verzorgingstehuis Heilig Hart, een gebouw dat ze eerder aan de gemeenschap had geschonken. Toen de Noorse Squadrons hier waren gelegerd was een deel van dit gebouw een hospitaal geworden voor gewonden.
Anno 2015 kropen we op het dak van het kasteel dat perfect herkenbaar was op de Duitse foto’s. Merk de windwijzer die ook op de oude foto voorkomt. (Foto Frans Van Humbeek) |
Alvorens de geallieerden het kasteel hadden ingenomen werd het gebruikt door de Duitse bezetter, ondermeer door de officieren van Wekusta 26. In het verleden bezocht ik het kasteel al met Britten die hier enkele maanden hadden doorgebracht. Baron d’Anethan die ons toen heel vriendelijk ontving, overleed op 25 april 2013. De huidige eigenaar, die geen kennis had van de oorlogsgeschiedenis van dit landgoed, was bijzonder geïnteresseerd in het verleden van dit domein. De Noren werden hartelijk ontvangen in zijn kasteel dat momenteel wordt gerestaureerd, en dit met veel respect voor het behoud van het oude interieur.
De Noorse kroonprins Olav (°1903, †1991) bezocht Grimbergen op 16 en 17 oktober 1944. Hij inspecteerde de installaties op het vliegveld en sprak met de militairen. Kroonprins Olav dineerde op het kasteel en bracht er de nacht door. Verschillende foto’s zijn in het kasteel van het gezelschap genomen en we probeerden zo goed mogelijk te achterhalen in welke vertrekken de beelden precies werden gemaakt, o.a. foto’s die ze namen bij het portret van Göring. Acht Noorse Spitfires escorteerden de VIP-Dakota met Poolse crew van de kroonprins op 17 oktober 1944 terug naar het Verenigd Koninkrijk. Op de dag van het vertrek van de kroonprins werden voor het eerst Noorse Spitfires vanop Grimbergen ingezet boven Duitsland. Toestellen van 331 Sqn vielen het spoorwegstation van Refeld aan, een stadje aan de Rijn ten noordwesten van Düsseldorf. Olaf werd van 1957 tot 1991 koning van Noorwegen en was de vader van de huidige koning Harald V.
Peter Helland, Vilhelm Nicolaysen en Carl G. Stousland op het balkon van het kasteel d’Overschie waarop in september 1944 ook piloten van de 122 Wing waren gefotografeerd. (Foto Frans Van Humbeek) |
Getuigenssen
In mijn eigen archief vond ik nog verschillende getuigenissen van Noorse piloten die ons ondertussen reeds verlaten hebben. Egil Torjusen (331): “Grimbergen with its poor runway to start with was not so popular amongst our pilots but Brussels was very popular. All the off duty time we spent in Brussels.” (10 april 1994)
Finn Engelsen (331): “Grimbergen had a special good ring in our ears, because it was the first time on the Continent that we stayed in a proper officers mess, having previously lived in tents.” (12 november 1993)
Wing Commander Maj Gen Helge Mehre: “Grimbergen was a snug, quiet and peaceful village, which had little to do with us. We were very busily engaged with our military matters and the residents of Grimbergen with theirs. We did engage a few labourers for work on the airfield. Our personnel went to the local shops and cafés, but because of the long working days they had only limited contact with the Belgians. In spite of the language difficulties they were able to enjoy Belgian wonderful food and beer.” (juni 1992)
Carl G. Stousland vertelde mij na zijn recent bezoek aan Grimbergen: “Geen van onze vaders was erg praatlustig als het de oorlogsperiode betrof. Het is tijd dat we hun geschiedenis verzamelen om door te geven aan onze kinderen. Als we hier op het Grimbergse vliegveld staan, voelen we ons als zonen van die Noorse oorlogsvliegers hecht met elkaar en met Grimbergen verbonden. Laat ons zorgen dat de verhalen van onze vaders niet verloren gaan en ook hier in Grimbergen blijven verder leven.”
Het zesde deel van de Spitfire Saga van auteur Cato Guhnfeldt verschijnt midden 2016. In dit boek wordt heel wat aandacht besteed aan het verblijf van de Noorse Squadrons op Grimbergen. Lezers van Hangar Flying zullen uiteraard geïnformeerd worden over de publicatie.
Met dank aan Benjamin Van Oudenhove, Gemeente Grimbergen, Recreatief Vliegveld Grimbergen.
Frans Van Humbeek