Turnhout, 18 december 2018. Twee jaar geleden schreef ik voor Hangar Flying een artikel over het Royal Thai Air Force Museum in Bangkok. Je kon daarin lezen dat mijn lievelingsvliegerke onbetwistbaar de gele Tiger Moth was. (Zie artikel januari 2017)
“Het is er nog eentje zonder staartwiel maar met een staartslof, zoals de OO-NCN van de legendarische Miss Devleminck. Dat was anno 1967 de goedkoopste bak om acro te leren en ik heb er zo’n twintigtal uren mee gevlogen. Daarmee taxiën was een hele belevenis en als je aan de piloten van nu vertelt hoe dat in z’n werk ging, geloven ze je amper. Dubbel vloog ik meestal met de Miss, en af en toe met haar jonge instructeur Iwein Van Caelenberg. De communicatie aan boord gebeurde via een soort spreekbuis. Geloof het of niet maar ik verstond het Frans van Miss Devleminck beter dan het ‘Oilsjters’ van Iwein!” (www.hangarflying.eu/?s=iwein+van+caelenberg).
Een tijd later vernam ik dat diezelfde Tiger Moth in het National Museum of the U.S. Air Force in Dayton (Ohio, US) aan het plafond hing. Maar Dayton was uiteraard ver van mijn bed … Tot de opmaak van een familiestamboom mij op een spoor ging zetten.
Gazette van Detroit
In september 2018 vlogen mijn broer en ik naar Detroit (Michigan, US). Wij logeerden daar drie weken bij onze achternicht en achterneef, die wij voordien overigens nog nooit hadden ontmoet.
Het doel van onze reis was meer inlichtingen verzamelen over hun grootvader, onze nonkel Riet’n, die in Vlaanderen vóór WO I, en ook nadien, in de States de edele sport van het wielrennen, vooral als pistier, had beoefend. Ook wilden we informatie bekomen van zijn in 1951 vermoorde broer, onze nonkel Fontie (Alfons) wiens graf wij wilden vinden en waarop wij een fatsoenlijke zerk wilden plaatsen.
De vrijwillige medewerksters van de Gazette van Detroit en ook de dienst die de kerkhoven beheerde, werkten zich voor ons uit de naad. A propos, de papieren versie van de Gazette van Detroit, een krant die zich speciaal had gericht naar de talrijke Vlaamse immigranten in Detroit, is onlangs gestopt, ze bestaat nog enkel in een digitale versie (www.gazettevandetroit.com/).
Vlaamsch
Wij doken met de vrijwilligers in de archieven, keken uren naar microfilms, en dat leidde tot een complete mission accomplished. Ik moet wel vermelden dat wij steeds op nakomelingen van vooral West-Vlamingen botsten. Spraken ze geen Vlaams meer, alle deuren gingen niet minder voor ons open. Alleen de tachtigers en negentigers spraken nog wat veramerikaanst Belgisch. Het enige Vlaamsch dat de meesten wèl nog kenden was ‘godverdomme’!
En nu over de vliegerkes. Ik wou van de gelegenheid gebruik maken om in Dayton een bezoekje te brengen aan de Tiger Moth, ex-OO-NCN, mijn oude vliegmaat zeg maar, uit de jaren zestig.
Aan de afstand Detroit-Dayton had ik mij echter vreselijk mispakt en als computerleek had ik een zware beginnersfout gemaakt. Het waren geen 150 maar bijna 450 kilometer, ginder rekenen ze natuurlijk in miles. Maar onze achternicht Kay, een dame van rond de zeventig, draaide er haar hand niet voor om. Ze bracht ons naar Dayton waar we bleven logeren; zo kregen wij de kans om het U.S. Air Force Museum tweemaal te kunnen bezoeken.
Tiger Moth
Toegang en parking zijn er gratis. Bij het binnengaan is er controle zoals op een luchthaven en in iedere zaal zit een bewaker, meestal een oudgediende, aan wie je heel wat vragen kwijt kan. Ik polste naar de Tiger en we kregen direct iemand mee die ons naar de juiste zaal bracht.
Dààr! Daar hing hij te pronken! Dààr! Veel properder dan ik hem ooit in Grimbergen had gekend, nog met een staartslof maar zonder het schuifdak. Op de begeleidende tekst kon je lezen dat hij in de States, na een grondige renovatie, nog aan meerdere vliegshows had deelgenomen en diverse prijzen had behaald. Door de vele lichten aan het plafond was het wel moeilijk om met mijn kodakske degelijke foto’s te nemen, maar sommigen zijn wel bruikbaar.
Dat schuifdak … Wie ooit met de OO-NCN acro heeft gedaan moet zeker nog weten dat bij elke rol of tonneau al het stof, gras en keitjes die op de vloer lagen op de binnenkant van de kap gingen dwarrelden en per kerende weer netjes op de vloer terecht kwamen.
Voor elke vlucht moest je ook het oliepeil checken want die Gipsy Majors zopen olie!
En wàt zijn de tijden toch veranderd! Toevallig zag ik een filmpje op YouTube over een moderne vliegschool anno 2018 … Hoe dèden wij dat toch in die oude Tiger, zonder pilotenkoffer, zonder een bijpassend blauw pilotenhemd met stijf gestreken kraag en daarover een geel hesje, zonder das, zonder radio. En met de Miss of Iwein niet in een bijna-maatpak …
Oorlogstuigen
Heel de Dayton-site en ook daarbuiten ademt luchtvaart uit, en roept respect op voor de vele tienduizenden piloten die hun leven gegeven hebben voor de vrijheid. Heel ontroerend!
Ik ontmoette daar een collega-ouwe pee die ook his old friend kwam bezoeken, met name een B-52 die hij in zijn goede jaren gevlogen had.
Het museum is zo groot dat je dàgen nodig het om alles goed te bezichtigen. Je kan er ook deelnemen aan een rondleiding. In de grote loodsen staan onder andere de reusachtige B-52 en de B-2 Stealth-bommenwerpers.
Je krijgt er een thematisch overzicht van de Duitse, Franse, Engelse vliegtuigen, waaronder Fokkers uit WO I.
WO II met de V1, V2, de Me 163, de Me 262, e.a., de oorlog in Korea, de oorlog in Vietnam, de Koude Oorlog en de ruimtevaart.
Ook de Harvard, de T-33, de Thunderstreak, de Thunderjet, de Canberra, de Bronco, de Cessna Push Pull en zelfs de Piper Cub, die als verkenner gebruikt werd.
Ik beperk mij in deze opsomming tot de vliegtuigen die wij in onze luchtmacht hadden of ook bij ons goed gekend zijn of waren. Ook de latere generatie met helikopters en gyrocopters wordt er uitgestald.
Er stond ook een F-101 Voodoo, een jachtbommenwerper. Toen ik in de zomer 1958 de NATO-meeting in Bierset bezocht landde er een Voodoo die rechtstreeks uit de US kwam. Hij werd onderweg bijgetankt. Een hele prestatie in die tijd.
Van die meeting herinner ik mij nog het team The Skyblazers alsof het gisteren was, het Amerikaanse stuntteam op F-100 Super Sabre. Ondersteund door hun naverbranders doorbraken ze met z’n vijven tegelijk de geluidsmuur, net voor onze neus en op hoogstens honderd meter hoogte! Wauw! Toen mocht dat nog! Sommige oudere lezers moeten zich dat zeker nog herinneren (aerobaticteams.net/en/teams/i162/Skyblazers.html).
Over de oldtimers van de Groote Oorlog – ook later in de militaire luchtvaart gebruikt – weet ik weinig, maar ze staan er zeker bij. Op het internet makkelijk te vinden (nl.wikipedia.org/wiki/Wright-Patterson_Air_Force_Base).
Dat is dan alleen nog maar het arsenaal van de U.S. Air Force, zonder de Navy. Te veel om te melden. Een beetje luchtvaartfanaat mag dat museum zeker missen als hij in de buurt komt.
Dayton was ook de thuisbasis van de gebroeders Wright, een gedenkplaats of een museum werd er met een wegwijzer aangeduid, maar wij hadden de tijd niet meer voor een bezoek.
Ercoupe 415-D
Als toemaatje het weerzien van een andere oude vriend. Tijdens de zoektocht naar het graf van onze nonkel op de kerkhoven tussen Detroit en de Canadese grens passeerden we verscheidene malen een vliegveld waar geen enkele activiteit te bespeuren viel.
Hoewel aangelegd met een betonpiste was het waarschijnlijk een zakenvliegveld zonder verkeersleiding, waar de piloten het via de radio ondereen moeten regelen. Zo zijn er veel in de States.
Maar wàt zag ik reeds van ver op de tarmac staan? Een toestel dat een belletje deed rinkelen! Zou het? We gingen wat nader kijken, en ja, het was een heuse Ercoupe! Met dat specialleke heb ik in 1968 enkele vluchten gedaan, onder andere van Deurne naar Le Touquet-Paris-Plage.
Die dekselse Ercoupe 415-D toch! Dat ik dàt nog op mijn oude dag heb mogen beleven!
Luc Dhondt
Foto’s: Luc Dhondt en Guy Viselé