Broechem, 20 maart 2020. Broechem is een deelgemeente van Ranst in de provincie Antwerpen. Misschien is het Fort van Broechem u wel bekend. Het maakte deel uit van de fortengordel rond Antwerpen. Het is gebouwd rond 1910 en werd zwaar beschadigd in de Eerste Wereldoorlog. Het is ook in Broechem dat het terugtrekkende Duitse leger op het einde van WOI nog een vliegveld aanlegde.
Het vliegveld
De Duitsers lieten hun oog vallen op een tamelijk grote vlakte tussen de kerk en het kasteel Bossenstein. Het bood de mogelijkheid om een landingsbaan aan te leggen voor het opstijgen en landen van de vliegtuigen. Er was ook voldoende ruimte om de bijhorende activiteiten te ontplooien: opslag van brandstof, tenten om vliegtuigen in onder te brengen en plaats voor het onderhoud van de toestellen. Alle obstakels op het terrein moesten worden verwijderd. De rijen paardenkastanjes langs de pas in 1906 door eigenaar Tony Spruyt aangelegde dreef naar het kasteel, werden gerooid. Enkel de veertien bomen vooraan in de dreef, aan de kant van de Kapelstraat, werden pas in het voorjaar van 2014 gekapt. Het kasteel Bossenstein werd tijdens de Eerste Wereldoorlog vermoedelijk niet door de Duitse militairen gebruikt. Ze zijn er wel een kijkje gaan nemen, daarvan getuigen de ‘Duitse negatieven,’ de inventaris van het Belgisch erfgoed gefotografeerd door de Duitse bezetter. Op deze beelden, gearchiveerd door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK,) ziet het kasteel er niet bewoond uit. Momenteel is het kasteel een golfclub (www.bossenstein.be .)
De nog recente woning van Alfons Luyckx-Henderickx (het geboortehuis van heemkundige Leon Luyckx) in de Kapelstraat langs de dreef (tegenwoordig huisnummer 41) dreigde in 1918 voor de aanleg van het vliegveld te moeten verdwijnen. Door tussenkomst van de gemeentelijke overheid kon het gebouw worden gevrijwaard en werden er bureaus ingericht. De eigenaar kon bekomen dat hij enkele plaatsen aan de achterzijde van het huis mocht blijven betrekken. In allerijl werd langsheen de Kapelstraat een telefoonlijn van Broechem-Statie naar het huis aangelegd, maar operationeel werd deze nooit.
Het kloostergebouw en de toenmalige meisjesschool werden opgevorderd als controletoren en onderkomen voor de bemanningen. Het vergezicht over het vliegveld en de omgeving vanuit het kloostergebouw van de zusters in de Kapelstraat bleek uitermate geschikt om het toekomstige vliegverkeer te begeleiden.
We citeren de betreffende passage uit de handgeschreven en onuitgegeven ‘Geschiedenis van ’t klooster en de school van Broechem’ (1844-1940) die in het klooster werd bijgehouden: “’t Was 28 October 1918. Twee Duitsche officieren kwamen ons klooster en school bezichtigen en na alles naar hun zin bevonden te hebben, kregen we het droevig bericht: “Gij moet uit uw klooster vertrekken; twee dagen hebt ge tijd om te ontruimen, doch het noodige gerief als bedden, tafels, stoelen, kachels enz. moet hier blijven.” Wat stonden we elkander droevig aan te zien! Zonder toeven deden we pogingen bij den Duitschen commandant (de ‘Ortskommandantur Broekhem’ was gevestigd in een villa in de Pertendonckstraat, tegenwoordig huisnummer 42, nvdr) om dit bevel in te trekken, of ten minste, om te verkrijgen dat zij zich met de klassen zouden bevredigen. Doch tevergeefs! Alles was vruchteloos! Het vliegplein werd achter onzen hof aangelegd en de oversten moesten een hoog gebouw hebben om de vliegers van verre te zien aankomen.”
Ondanks het aanbod van pastoor Louis Adriaensen om op de pastorij in te trekken nemen de zusters liever een soortgelijk aanbod van notaris Anthoni aan. De tuin van zijn woning in de Pertendonckstraat grensde namelijk aan de Kapelstraat, rechtover het klooster, wat de verhuis aanzienlijk vergemakkelijkte. Met man en macht worden inboedel, schoolmateriaal en voorraden verstopt, verhuisd of elders in veiligheid gebracht. “Een pachter uit de geburen kwam onze geiten halen; Mr Van den Bergh, koster, droeg zorg voor onze hoenders, Mr Cornil, bestuurder der zagerij, liet onze aardappelen naar hem voeren; onze steenkolen begroef onze werkman in putten in den hof. De heeren onderwijzers waren zoo goed al de boeken en leermiddelen der school naar hun huis of naar hun gemeenteschool over te voeren; de lessenaars staken we zoveel mogelijk op zolder en terwijl dit alles door behulpzame handen gebeurde, haalden wij al wat wij halen konden van mondvoorraad en meubelen en kleederen uit kelder en kamers en kasten, en droegen het, geholpen door madame en juffr. Anthoni naar onze nieuwe verblijfplaats. Deze braven lieden stonden ons met de grootste gulhartigheid hunne zaal af voor onze zitplaats, twee ruime slaapkamers en eene keuken. Alhoewel onze weldoeners voor ons al deden wat ze konden gevoelden we toch diep het heimwee van uit ons klooster gebannen te zijn en menigmaal zagen we van uit den hof met bedrukt gemoed naar ons heiligdom, dat door de Duitsers was ingenomen.”
“Gelukkig toefde het uur der zegepraal niet. Maandag 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten en we konden hopen, dat ons ballingschap niet lang zou duren. De Duitschers bleven nog in ons klooster tot vrijdag 15 november. Niet zoo spoedig waren ze weg of we gingen zien, hoe het er gesteld was.”
Helaas blijken de Duitse manschappen zich nogal misdragen te hebben: enkel de kapel is gevrijwaard gebleven, de rest van het klooster is bevuild, eigendommen beschadigd of vernield. “Aanstonds begonnen we den grooten kuisch, en om te oordelen hoe alles gesteld was, zeggen we enkel: we werkten acht volle dagen met acht personen om grond te krijgen aan de plaatsen en om alles in orde te brengen. Van den zolder tot den kelder was alles even vuil even walgelijk!! Nochtans we ademden weer vrij en dit deed het gebeurde al spoedig slijten. Dinsdag 26 Nov. herbegonnen we de klassen, gelukkig als we waren onze voornaamste plichten te kunnen hernemen.”
In het rapport dat pastoor Adriaensen op vraag van zijn bisschop in april 1919 opstelde over de gebeurtenissen die zich tijdens de 50 oorlogsmaanden in zijn parochie hadden afgespeeld, klinkt het hierover zo: “De toestand der scholen heeft gedurende den oorlog niet de minste wijziging ondergaan; doch het onderwijs is dikwijls onderbroken geworden door het sluiten der scholen om ongekende redenen. De laatste twee maanden zijn het huis en de schoollokalen der zusters in bezit genomen door de manschappen van het vliegplein.
De ontruiming is nog al kalm afgeloopen daardien er langs de parochie geen belangrijke doortocht is geweest. Doch de laatste dagen van den oorlog en in ’t begin van den wapenstilstand is het nogal druk geweest. Een vliegplein was hier ingericht, de manschappen (Marienen) hebben baldadig gehandeld. De huizen die zij bewoonden hebben zij beschadigd, onder andere het kasteel van Mr Moretus de Bouchout hebben zij leeg geplunderd, het overige stuk geslagen en op onweerdige wijze bevuild. Misdaden zijn er niet gepleegd.“ Het ‘kasteel van Moretus de Bouchout’ is het Broechemhof, Paul Genbrugge is de huidige eigenaar.
Volgens het verslag van heemkundige Leon Luyckx streken luttele uren voor de Wapenstilstand onverwacht alsnog enkele Duitse vliegtuigen neer op het onafgewerkte vliegveld van Broechem, maar met hun spoedig vertrek zagen de inwoners al snel een einde komen aan de Groote Oorlog.
Schroef
Jef Vercammen: “Tijdens de aanleg van een Duits vliegveld te Broechem is daar door enkele Broechemse jonge kerels, een koffer ontvreemd. Ze dachten dat het een gereedschapskoffer was. Ze zijn met de koffer bij mijn grootvader aangekomen die in het dorp meubelmaker-schrijnwerker was (Lostraat 47.) In zijn atelier werd de koffer open gemaakt. Groot was de ontgoocheling toen er een propeller tevoorschijn kwam en geen werktuigen. Er stonden afbeeldingen op van een kruis en een strijdvaardige vrouwenfiguur met de tekst “Germania-Luftschraube Erste Süddeutsche propellerwerke GmbH Göppingen.”
Door mijn grootvader werd de schroef bekeken als een mooi stuk vakmanschap. Vooral ook omwille van de technologie die gebruikt was, met name het samenkleven van verscheidene houtsoorten op mekaar in verschillende richtingen van de nerven. Hij heeft ze opgehangen aan het plafond van zijn werkhuis. Mijn vader nam de zaak over van mijn grootvader en zo is ze daar blijven hangen tot in 2018. Toen hebben we het huis en de werkhuis leeg gemaakt omdat mijn moeder naar een verzorgingstehuis is gegaan. De herkomst van de propeller heeft me altijd bezig gehouden. Om hier achter te komen heb ik me ondergedompeld in de Duitse luchtvaartgeschiedenis van de vooroorlogse periode tot enkele jaren na WOI.”
De afbeelding van het IJzeren Kruis
Eerst is er de afbeelding van het Ijzeren Kruis. Hiervoor moeten we terug gaan naar de periode van de Derde Kruistochten (1189-1192.) De Duitse Orde behoorde tot de ridders van Christus (Militis Christi) onder het direct gezag van de paus. Andere milities kennen we onder de namen Tempeliers, Johannieters en de Orde van Malta (Maltezers.) Na het mislukken van de Derde Kruistocht kreeg de Orde een nieuwe taak, het kerstenen van Pruisen (het Duitse Rijk, de Nederlanden en Bourgondië) en Lijfland (de Baltische staten.) In tegenstelling tot de Tempeliers en de Orde van Malta (Hospitaalridders) was de Duitse Orde van meet af aan verbonden met het ridderschap. Ze groeide uit tot 300 provincies of balijen. Eén balije was gevestigd in de zuidoostelijke Nederlanden, Balije Biezen gevestigd in Alden Biesen bij Bilzen. Vanaf de 14e eeuw was het kruis met de dikke benen hun symbool. Het werd en wordt enkel uitgereikt voor bewezen diensten in oorlogen tussen Duitsland en vreemde naties. Het symbool heeft de eeuwen doorstaan. Voor vele oorlogen kreeg het kruis een aangepaste versie. Keizer Willem II plaatste zijn initiaal ‘W’ naar aanleiding van WOI. In 1939 zette Hitler het hakenkruis erop ter voorbereiding van de Tweede Wereldoorlog. De afbeelding op de propeller toont de gewone versie van het kruis.
Germania-Luftschraube
De naam Germania komt uit de klassieke oudheid. Het is een Romeinse provincie vanaf het jaar 89 van onze jaartelling die zich ruwweg situeert tussen de Rijn en de rivier de Wisla in het oosten (het huidige Polen) en de Donau in het zuiden. In de 19e eeuw maakte Duitsland van Germania een maagdelijke vrouwenfiguur: een heldhaftig uitgebeelde dame met blonde vlechten, met staal bedekte borsten en eikenloof. Deze verzinnebeelde het Duitse volk. Germania kwam sindsdien in de meeste voor Duitsland belangrijke naamgevingen voor. Het gebruik van vrouwenfiguren in de symboliek van een land kwam wel vaker voor. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk haar Britannia, Nederland de Nederlandse Maagd, Hamburg heeft een stedenmaagd Hammonia en Frankrijk Marianne.
Erste Süddeutsche propellerwerke Gmbh Göppingen
De naam brengt ons naar Friederichshafen aan de Bodensee. De industrialisatie van Friederichshafen begon met de bouw van Zeppelins in het begin van de 20ste eeuw. Het leger van het toenmalige Duitse Rijk wilde de Zeppelins voor militaire doeleinden inzetten. De productie van deze luchtschepen moest hiervoor aanzienlijk opgedreven worden. Deze productieverhoging legde een ernstig probleem bloot, met name de afwezigheid van een toeleveringsindustrie in Friedrichshafen.
Er werden nieuwe bedrijven opgericht waarvan er enkele nu wereldspelers zijn, zoals het toenmalige MTU (nu Rolls-Royce Power Systems AG) dat destijds geschikte motoren moest leveren en de Zahnradfabrik Friedrichshafen (ZF) die tandwielen en versnellingsbakken ontwierp en leverde.
In Göppingen was de toenmalige zagerij en houthandelaar Sägewerk Johan Weber gevestigd. Zoon Carl Weber had het bedrijf overgenomen en wilde een graantje meepikken. Er was een groot tekort aan houten schroeven voor de Zeppelins (en de vliegtuigen.) Carl ondervond enkele moeilijkheden. Ten eerste was Duitsland omwille van de oorlog getroffen door allerhande blokkades voor in- en uitvoer, ook voor hout en zeker tropisch hardhout. Ten tweede was hij wel handelaar in hout maar kende hij niets van schroeven. De blokkades kon hij wel omzeilen omdat de firma Weber nog nooit militair materiaal had vervaardigd en dus minder verdacht werd. Maar voor de kennis van schroeven moest hij op zoek gaan naar iemand die er minstens interesse voor had.
Hij vond zijn partner in Heinrich Vollmer van Vollmer Werke in Biberach/ Riβ, opgericht in 1909, die onder andere in sperrholz of schichtholz kolven of stuithout voor geweren maakte. Letterlijk vertaald is dat hout met lattenbinnenlaag; overlangs gelaagd hout. Nu draagt het de naam triplex of multiplex, afhankelijk van het aantal lagen. Vollmer was ook machinebouwer en vervaardigde zelf de machines om het schichtholz te maken en vorm te geven. Dit nieuw materiaal had de belangrijke eigenschap dat het zijn vorm behield en licht flexibel was. Dat was zeer interessant aangezien schroeven tot dan toe vervaardigd waren uit vol massief hout. Kort door de bocht: een balk met enkele gaten in en aan de uiteinden licht gemodelleerd zoals de tip van een vleugel. Hierdoor waren ze zeer lang en was er een vrij grote omtreksnelheid nodig om de nodige trekkracht te ontwikkelen. Bovendien zorgden weersomstandigheden zoals vochtig weer of felle zon voor vervormingen van de schroef. Daardoor verminderden het rendement en de betrouwbaarheid.
Carl Weber en Heinrich Vollmer gingen aan de slag en vervaardigden een prototype van hun propeller. Weber kon ‘das Mariene Ambt’ in Berlijn overtuigen dat hij voldoende hout ter beschikking had om te kunnen voldoen aan de gevraagde productie. Zij kregen de opdracht om propellers te bouwen voor de Zeppelins en vliegtuigen.
In Göppingen was er een schoenfabrikant, Gerberviertel. Hij verhuurde een deel van zijn fabriekshal aan Vollmer en Weber en daar ging de productie van start. In 1916 werden ze partners en ze gaven hun nieuwe bedrijf de naam ‘Erste Süddeutsche Propellerwerke G.m.b.H Göppingen.’ De merknaam van hun product luidde ‘Germania-Luftschraube.’ Heinrich Vollmer gaf de nieuwe propellerfabriek een kapitaalsverhoging.
In Wenen werd op 11 maart 1889 in een Hongaars-Joodse familie, Járay Pál (Jaray Paul) geboren. Hij studeerde aan de Maschinenbauschule in Wenen. Hij was ingenieur, ontwerper en pionier op het gebied van de auto-stroomlijning. Hij begon zijn carrière aan de Technische Universiteit van Praag als assistent van Professor Rudolf Dörfl. Later werd hij hoofd-ontwerpingenieur van de vliegtuigbouwer Flugzuegbau Friedrichshafen die watervliegtuigen ontwierp.
Vanaf 1915 werkte Jaray bij de Luftschiffbau Zeppelin, waar hij zich concentreerde op het verder stroomlijnen van de luchtschepen. Paul, als specialist in aerodynamica, hield zich ook bezig met de vormgeving van de propellers voor de Zeppelin. Zo kwam hij in contact met de propellers van Germania-Luftschraube. Hij ontwikkelde de propeller waarbij de modelering van de vleugel vertrekt aan de as of naaf. Hierdoor werd de schroef aanzienlijk korter en ontwikkelde zij een hoger trekvermogen bij dezelfde omwentelingssnelheid als de oude schroeven. De Erste Süddeutsche Propellerwerke maakte hiervan meerdere prototypes en paste zijn productie aan. De schroef die in de werkplaats in de Lostraat hing is zo een Jaray-propeller.
Voor welk vliegtuig was deze schroef bestemd?
De tekst op de propeller luidt als volgt: GERMANIA PROPELLER, N5348, D270, ST21, 178 PS MERC, EDULZUG
De propeller heeft een diameter van 270 cm en werd geplaatst op een Mercedes motor van 178 pk die ontworpen werd voor het befaamde Fokker D.VII toestel. Dit toestel werd ingezet als gevechtsvliegtuig en bommenwerper. Bommenwerper is letterlijk te nemen. In het begin waren het kleine springtuigen die aan de buitenkant van het toestel hingen en manueel werden gelost.
Anthony Herman Gerard Fokker werd geboren in Blitar, Kediri, op Java op 6 april 1890 als zoon van Herman Fokker, een koffieplanter. Begin 1894 komt de familie Fokker terug naar Nederland en vestigt zich in Haarlem. Anthony’s schooljaren waren geen onverdeeld succes. Zijn speelse, rusteloze en vindingrijke natuur waren er de oorzaak van dat hij zijn opleiding vroegtijdig stopzette. De prille luchtvaart en zijn pioniers boeiden de jonge Tony in hoge mate. Niettegenstaande hij nog nooit een vliegtuig van nabij had gezien, verbouwde hij een keukenstoel naar een vliegtuigzitje met stuurmechanisme à la Wright. Hij plooide papieren modelletjes en verbeterde ze tot ze een stabiele vlucht kenden.
Hij kon zijn ouders ervan overtuigen om in Duitsland te gaan studeren. Samen met zijn vriend Thomas Reinholt trok hij naar de Automobil Fach-Schule in Zahlbach bij Mainz waar ook vliegmachines gebouwd werden. Op 16 mei 1911 behaalt hij zijn officiële vliegbrevet voor het Deutsche Luftschiffer-Verband. In een lege Zeppelin-hal in Oos bij Baden-Baden werd de eerste echte Fokker gebouwd. Tony is onstuitbaar en doet het ene experiment na het andere. Met de steun van zijn vader richt hij op 22 februari 1912 zijn eigen firma op, de Fokker Aviatik GmbH (Fokker Aeroplanbau) in Johannisthal, toen het mekka van de vliegerij. Hij heeft de feeling om de juiste mensen aan te trekken voor zijn bedrijf, zoals Hans Haller, Palm, Martin Kreutzer en Reinhold Platz.
Na de crash bij een testvlucht van Martin Kreutzer werd Platz in 1916 verantwoordelijke van de afdeling technische ontwikkeling bij de Fokker Company. Nederland had geen interesse voor zijn toestellen. Na gedurfde demonstraties kon hij echter wel Duitsland overtuigen en liepen de bestellingen binnen. De Pruisische regering neemt Fokker over, Anthony blijft directeur en verhuist zijn vliegschool en vliegtuigindustrie in 1913 naar Görries bij Schwerin in Mecklenburg (Noord-Duitsland.) Toen in 1914 de oorlog uitbrak, vlogen er verkenners van Fokker boven het front en zelfs boven Parijs. Fokker reist regelmatig naar het front om zijn toestellen in actie waar te nemen. Soms wordt hij vergezeld door Reinhold Platz, een bescheiden man. De fabriek wordt ook bezocht door piloten om hun ervaringen uit te wisselen zoals Manfred Freiherr von Richthofen (de Rode Baron,) Boelcke, Immelman en Udet.
Bij een bezoek aan het front in april 1917 ziet Fokker dat zijn toestellen het onderspit delven tegen Britse toestellen. Een kaakslag van formaat. Pruisen is niet meer superieur in de lucht. Hierdoor geraakt hij wat buiten beeld als leverancier voor jachtvliegtuigen. Hij geeft Platz de opdracht een nieuw toestel te bouwen. Het wordt een race tegen de tijd. Het prototype is de V.11. Na testvluchten door Anthony Fokker en Manfred von Richthofen en de nodige aanpassingen is het toestel klaar. De Fokker D.VII was een feit. De piloten die het toestel testten waren vol lof. Na een wedstrijd, waaruit het toestel kwam dat in productie zou genomen worden, op Adlershof in januari 1918, komt de Fokker D.VII als ultieme winnaar uit de competitie.
De productie wordt opgestart in de zomer van 1918. Duitsland wil met de toestellen de oorlogskansen alsnog keren. Aan de hoeveelheid toestellen die het vroeg kon Fokker niet alleen voldoen. Er werden nog twee andere vliegtuigbouwers aangeduid: de Albatros-fabrieken (F. D.VII Alb) in Johannisthal en de Ostdeutsche Albatros Werke (F. D.VII AOW) in Schneidemühl. Tijdens de productie worden er nog voortdurend verbeteringen aangebracht. Fokker ontving voor ieder toestel dat bij Albatros werd gebouwd een vergoeding van 5% . De Fokker D.VII gevechtsvliegtuigen en bommenwerpers waren zo gevreesd, dat in het document dat de wapenstilstand van WOI regelde, duidelijk werd vermeld dat de toestellen overgedragen moesten worden aan de geallieerden.
Ten behoeve van deze vliegtuigen legde Duitsland ook nieuwe vliegvelden aan in de nabijheid van kritieke plaatsen aan het front. Antwerpen was zo’n kritieke plaats. Mortsel en dus ook Broechem werden aangeduid. Zo komt de schroef dus in het werkhuis van de grootvader van Jef Vercammen terecht.
Duitsland kreeg niet meer de tijd om het vliegveld te Broechem in gebruik te nemen. Op maandag 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten. Op vrijdag 15 november 1918 vertrokken de Duitsers uit het klooster en kreeg dit verhaal haar einde, of haar begin.
Bronnen:
www.industriekultur-filstal.de, www.crossandcockade.com, www.Forumeerstewereldoorlog.nl, www.Aerofile.info, www.Oldmagazinearticles.com, www.j-rad.ch, www.swp.de, Wikipedia, Geschiedenis van ’t klooster en de school van Broechem (onuitgegeven manuscript,) Broechemse sprokkelingen, Notities Leon Luyckx, Bart Janssens.
Dank aan de Heemkundige Kring Brucheem uit Broechem, in het bijzonder aan Jef Vercammen.