Drongen, 10 december 2023. Zo hadden de krantenkoppen er kunnen uitzien op vrijdag 2 augustus 1918. In de nacht van woensdag 31 juli op donderdag 1 augustus 1918 kwam er namelijk een abrupt en huiveringwekkend einde aan het leven van hoofdonderwijzer Jan Vleeshouwers, 48 jaar oud, en zijn vrouw, onderwijzeres Charlotte Wouters, 54 jaar oud.
Wat gebeurde er die nacht? Een Duitse tweedekker, die terugkeerde van een verkenning boven het westfront of van een bomdropping boven Engeland of Frankrijk, en de daling inzette om te landen op het toenmalige vliegveld op de Vliegpleinkouter nabij Drongen-Mariakerke, boorde zich rond 23.45 uur in hun slaapkamer. Het echtpaar en de piloot waren op slag dood.
Het huis stond meteen in lichterlaaie. De kinderen, van wie er zes van de acht thuis waren, werden gered door onder meer Duitse soldaten die in het huis waren ingekwartierd. De ouders werden begraven op het kerkhof in Drongen-Centrum (aan de huidige Antoon Catriestraat.) Deze begraafplaats werd later geruimd en vervangen door het huidige kerkhof aan de Mariakerksesteenweg. Hun stoffelijk overschot werd echter niet overgebracht.
De feiten
Op 1 augustus 1918 schreef gemeentesecretaris August Haenebalcke, in naam van het Drongense gemeentebestuur, volgende brief aan de etappecommandant van de Duitse bezettingstroepen (Heemkundige Kring Dronghine, Jaarboek 2018, p. 82):
M. de Etappen Kommandant.
Hiermede moeten wij U met droefheid melden dat een schrikkelijk ongeluk heden nacht in onze gemeente is voorgevallen op volgende wijs.
Een Duitsche vliegmachien is terecht gekomen op het huis bewoond door den Heer J. Vleeshouwers hoofdonderwijzer der gemeenteschool Luchteren, volgens het schijnt is de woning door den stoot gedeeltelijk ingestort en daarna in brand geraakt; de inhoud is verbrand.
De hoofdonderwijzer en zijne vrouw lagen onder de puinen begraven, zijne zes aanwezige kinderen en meid zijn gered; doch hebben geene kleederen of niets meer.
Verschillige soldaten der Bayr. Mun. Kol. n 12 (Bayerische Munitionskolonne, een eenheid die voor de munitiebevoorrading zorgde) waren in hetzelfde huis ingekwartierd, volgens men beweert zijn er ook dood, ’t vliegmachien is afgebrand en de vliegers schijnen ook gesneuveld te zijn.
De piloot
Van de ‘vliegers’ is enkel over de piloot informatie terug te vinden. Zijn naam was Gustav Schebesta (Dhanens & De Decker, Een eeuw luchtvaart boven Gent, 2008, pp. 83-84; 166), geboren in Groß Kosel (vóór 1920 in Duitsland, sedert 1920 grondgebied Polen, nu Koza Wielka) op 2 maart 1894. In tegenstelling tot wat de naam laat vermoeden is Groß Kosel ook nu niet meer dan een klein gehucht met een paar honderd inwoners, bekend om zijn middeleeuwse houten Sint-Filips- en Sint-Jacobskerk.
Schebesta behoorde tot de 14de Staffel van Bombengeschwader nummer 3. Dit eskader verwierf bekendheid omwille van de bombardementen op Londen en het zuiden van Engeland van mei 1917 tot mei 1918. (Zie ook www.airhistory.org.uk/rfc/Kagohl3-1.html en
www.theaerodrome.com/forum/showthread.php?t=49080&highlight=Kagohl%2Fbagohl&page=1 en blz 2/3).
In het Bundesarchiv Freiburg werd over Gustav Schebesta geen informatie teruggevonden. Navraag bij het Generallandesarchiv Karlsruhe leverde wel enige informatie op. Op 17 oktober 1911, toen hij zeventien was, wordt zijn naam vermeld in de dienstlijsten van het Duitse leger in Potsdam. Tijdens de oorlog behoorde hij eerst tot de 7de compagnie van het 169ste Infanterie-regiment (vermoedelijk Elzas-Lotharingen) en geraakte herhaaldelijk licht gewond aan het front (http://des.genealogy.net/eingabe-verlustlisten/search/index). In augustus 1917 werd hij overgeplaatst naar de luchtmacht. Wellicht kwam hij dus pas rond die tijd in onze streek aan en kreeg hij een vliegopleiding. Hij had toen de graad van Offiziersstellvertreter, de hoogste rang voor onderofficieren. Gustav Schebesta werd begraven in Gent, wellicht op de Westerbegraafplaats, en werd in de jaren vijftig herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats in Vladslo (graf 5/1001-1010). Zijn graf is daar nog steeds aanwezig in de uiterste westhoek van de begraafplaats.
Hoe?
Hoe is het ongeval precies gebeurd en wat was de oorzaak? Uiteraard is dit een vraag die niemand meer kan beantwoorden. Toch kunnen we enkele zaken in overweging nemen, alhoewel die meteen nieuwe vragen oproepen.
Ging het om een verkenningsvliegtuig of om een bommenwerper? Volgens de verhalen die de ronde deden steeg er elke dag een verkenningsvliegtuig op van het vliegveld van Mariakerke om een verkenningsvlucht uit te voeren boven het westfront. Dit vliegtuig vloog bij zijn terugkeer naar de basis vaak heel laag over de school annex schoolhuis, vermoedelijk omdat dit na de spoorlijn in de buurt een goed herkenningspunt was in de aanvliegroute naar het vliegveld op de Vliegpleinkouter op de grens Drongen-Mariakerke, dat in 1917 werd aangelegd.
Er is wel iets eigenaardigs aan dit verhaal. De tijdsduur om van Mariakerke naar het westfront te vliegen kon hooguit 30 minuten bedragen. Als het vliegtuig bij daglicht vertrok en pas om kwart voor middernacht terugkeerde, dan moet het wel heel lang boven het westfront hebben rondgetoerd. Zelfs als het licht was tot ongeveer 22 uur (het toenmalige Duitse zomeruur viel samen met het huidige zomeruur) betekent het dat het vliegtuig toch nog zowat een uur in het donker rondvloog vooraleer de terugvlucht aan te vatten. Dit is niet onmogelijk, maar het lijkt toch wat vreemd. Een verkenningsvlucht uitvoeren bij nacht moet een vrij zinloze activiteit zijn geweest, want aan het front hield men angstvallig elk licht gedoofd, en veel beweging of activiteit zal er dus niet te merken zijn geweest. Nochtans blijkt dit scenario het meest aannemelijk.
Als het inderdaad een verkenningsvliegtuig was, dan kan het een vliegtuig van het type Luft Verkehrs Gesellschaft LVG IV zijn geweest (https://de.wikipedia.org/wiki/LVG_C.I-IV). Het was een tweedekker met een spanwijdte van dertien meter; geschikt voor twee bemanningsleden, met machinegeweer en mogelijkheid om twee bommen te vervoeren. Dit type vliegtuig werd ingezet als verkenner van artilleriebewegingen.
In het boek van Denis Pieters (Gent in de Grote Oorlog, Pieters, 2014) staat een foto van een vliegtuig op het vliegveld van Mariakerke. Het gaat om een Albatros-jachtvliegtuig. Eventueel kon ook dit type vliegtuig ingezet zijn als verkenningsvliegtuig. Het was een eenzitter met een spanwijdte van negen meter en twee machinegeweren. Maar andere types, zoals de Fokker D.VII, behoren even goed tot de mogelijkheden.
Een andere mogelijkheid is dat Schebesta met een bommenwerper vloog, wat in het boek van Dhanens en De Decker zonder meer voor waar wordt aangenomen (Dhanens & De Decker, 2008, p. p. 83 e.v.). Het eskader Bogohl 3, dat op verschillende vliegvelden rond Gent gelegerd was, o.a. in Mariakerke, was er na het stopzetten van de bombardementen op Engeland vanaf mei 1918 vooral op gericht om de Duitse grondtroepen aan het front te ondersteunen. In Frankrijk werd toen een Duits offensief gevoerd tegen het oprukkende Amerikaanse leger. In de nacht van 30 op 31 juli voerde het eskader een bombardement uit op Le Havre. Nog volgens Dhanens & De Decker (p.166) werd het eskader mogelijks eveneens die nacht tegen de Franse havenstad ingezet. Maar volgens de Duitse website www.frontflieger.de voerde Bogohl 3 in de nacht van 30 op 31 juli een bombardement uit op Saint-Omer en Etaples.
Aangezien bombardementen enkel bij duisternis werden uitgevoerd lijkt het aannemelijk dat het vliegtuig ’s nachts terugkeerde. Hoewel 23.45 uur dan weer erg vroeg lijkt om al terug bij de basis aan te komen. Uitgaande van het feit dat het pas rond 22 uur donker was, is een terugkeer bij duisternis en vóór middernacht vanuit Etaples of Saint-Omer wel mogelijk (170 km vanuit Etaples, 114 km vanuit Saint-Omer), vanuit Le Havre (340 km) is dit onmogelijk. De maximumsnelheid van het type bommenwerper waarmee gevlogen werd was 140 km/uur. De actieradius bedroeg 840 km.
Hoe dan ook, de timing klopt niet. We weten immers zeker dat het ongeval gebeurde in de nacht van 31 juli op 1 augustus, en niet in de nacht van 30 op 31 juli, toen de bombardementen boven Frankrijk werden uitgevoerd. Van een bom raid in de nacht van 31 juli op 1 augustus is nergens sprake, dus wellicht kunnen we concluderen dat het toch om een verkenningsvlucht ging.
Een mogelijk scenario – maar zo zijn er ontelbare – is dat Schebesta pas opgestegen was van een van de vliegvelden in de omgeving van Gent, dat er zich na het opstijgen technische problemen voordeden en dat hij probeerde om terug te keren naar de basis.
De toestellen waarmee gebombardeerd werd, waren Gotha’s, wellicht van het type Va, die vanaf april 1918 werden ingezet (https://nl.wikipedia.org/wiki/Gotha_G.V). De Gotha’s waren voor die tijd vrij grote vliegtuigen (spanwijdte 23 m) en werden bemand door drie personen: de piloot (midden), een gezagvoerder (vooraan) en een waarnemer (achteraan). Een van de belangrijkste nadelen echter was dat ze moeilijk aan de grond te zetten waren als ze hun bommenvracht hadden gelost. Dit zou kunnen verklaren waarom het toestel gecrasht is, en ook waarom er in de brief van het gemeentebestuur sprake is van ‘vliegers’ in het meervoud. Aan het weer zal het wellicht niet gelegen hebben, want die dag was het mooi zomerweer.
Motorpech is natuurlijk ook een mogelijkheid, of brandstofgebrek. Een menselijke fout of onervarenheid zijn niet uit te sluiten. Schebesta vloog pas gedurende een jaar; als hij met een Gotha Va vloog was dit voor hem een nieuw type vliegtuig.
Hoe komt het dat het huis in brand vloog? Volgens de brief van het gemeentebestuur ‘stortte de woning door de stoot gedeeltelijk in en geraakte daarna in brand.’ Aangezien het een zomerse nacht was werd er zeker niet gestookt. Elektriciteit was er in het huis ook niet aanwezig, want die was er nog niet voor gezinswoningen (Heemkundige Kring Dronghine, 2018, pp. 95-96).
Het meest voor de hand liggende is dat de brand ontstond doordat de brandstof van het vliegtuig vuur vatte. Anderzijds, als het terugkeerde van een missie, zal de tank wellicht zo goed als leeg zijn geweest. Een andere mogelijkheid is dat er nog een of meer bommen aan boord waren. Dit is echter weinig waarschijnlijk, omdat het landen met bommen aan boord een zeer gevaarlijke aangelegenheid was. Bovendien bestond de missie erin om de bommen op het doel te droppen, en niet om er weer mee naar de basis te vliegen. Anderzijds is er in een krantenbericht van het Volk, kort na de vliegramp, sprake van een ‘ontploffing’. Was er misschien munitie van de Duitsers aanwezig in het huis? De soldaten die er ingekwartierd waren, behoorden in ieder geval tot een munitie-bevoorradingseenheid. Zowel in het geval van een munitie- als van een bomexplosie zou het huis onmiddellijk in vuur en vlam hebben gestaan, en niet eerst zijn ingestort voordat het vuur vatte, zoals in de brief van het gemeentebestuur staat.
Nog een eigenaardigheid: Schebesta behoorde tot de 14de Staffel. Deze eenheid was gevestigd in Sint-Denijs-Westrem en niet in Mariakerke. In Mariakerke waren de 17de en 18de Staffel gevestigd. Waarom vloog hij naar Mariakerke en niet naar Sint-Denijs-Westrem? Of was hij toch op weg naar Sint-Denijs-Westrem en niet naar Mariakerke?
In het geval het eskader terugkeerde van een bombardement zou men ook kunnen verwachten dat de bommenwerpers in formatie vlogen. Over andere vliegtuigen is echter nergens sprake. Was Schebesta afgezonderd geraakt van de anderen en probeerde hij in Mariakerke te landen omdat hij daar dichtbij was en de omgeving herkende? Uit verhalen over andere raids blijkt inderdaad dat de piloten er niet altijd in slaagden om in formatie terug te keren. Verder dan gissingen zullen we wat dit alles betreft dus helaas nooit komen. Een feit is wel dat de familie Vleeshouwers het drama niet vergeet. In 2018, honderd jaar na datum, herdachten 70 nabestaanden het onderwijskoppel Jan Vleeshouwers en Charlotte Wouters nog met een bloemenhulde aan het oorlogsmonument op het Drongenplein (Drongen).