Het spotten van vliegtuigen vanaf 1954

Mirages worden bijgetankt in september 1984. (Archief Rudy Binnemans)

Sint-Truiden, 6 september 2024. Het spotten van militaire maar ook van burgerlijke vliegtuigen is ook in België een recreatieve bezigheid geworden die de jongste decennia een hoge vlucht genomen heeft. De geweldige technologische vooruitgang waarbij steeds krachtiger observatiemiddelen beschikbaar zijn in steeds compactere en betaalbare vorm zijn zeker niet vreemd aan deze toenemende populariteit. Voeg daarbij dan nog de gestadige uitbreiding van de sociale media die de spotters steeds weer in bekoring brengen om hun beeldmateriaal te kijk te zetten.

Ter inleiding

Zowat zeven decennia geleden was het spotten van militaire vliegtuigen een eerder zeldzaam gebeuren. Militaire toestellen fotograferen in de nabijheid van een vliegveld was ten strengste verboden. Het was uitsluitend tijdens vliegmeetings dat de spotters zich konden uitleven om vliegtuigen in vlucht of op de parking via de film- of fotolens vast te leggen. Soms waagden enkelingen zich aan clandestiene opnames vanuit het struikgewas, af en toe gewapend met krachtige teleobjectieven. Wanneer de hobbyisten, met meestal toch wel nobele bedoelingen, echter op heterdaad bij de lurven gevat werden door de militaire politie of de Rijkswacht, konden de gevolgen aanzienlijk worden. Het proces-verbaal vormde eventueel het basisdocument voor een onderzoek door de militaire veiligheidsdiensten die immers in volle Koude Oorlog de ware reden van elke verdachte fotografie grondig wilden uitspitten.

Als wettelijke basis van de te strenge regelgeving, althans voor de spotter, is in 1954 nog steeds de besluitwet van 1939 van toepassing. De besluitwet met meestal een tijdelijk karakter en uitgevaardigd in bijzondere omstandigheden, legt duidelijke beperkingen en verbodsbepalingen op voor het observeren van militaire installaties in België. Zonder toestemming is het verboden om militaire installaties te observeren of te documenteren. Het verspreiden van informatie over militaire installaties is strafbaar. Overtredingen kunnen leiden tot boetes en gevangenisstraffen. In 1954 wanneer de Koude Oorlog in volle schwung is, zijn de vooroorlogse regels voor de observatie van militaire vliegtuigen nog steeds van toepassing.

Mijn ervaringen als spotter in 1954

Alhoewel het spotten van militaire vliegtuigen in 1954 nog niet de populariteit kende zoals 70 jaar later, meen ik toch dat het interessant kan zijn om de activiteiten uit die periode, die we als spotten kunnen omschrijven, toe te lichten. Het moge voor eenieder duidelijk zijn dat de beoefening van de hobby destijds in geen geval zware investeringen vergde. Het was meestal een kwestie van optimale visuele waarneming. Het menselijk oog was hierbij natuurlijk het belangrijkste instrument, dat de waarnemingen registreerde op het netvlies. In sommige gevallen beschikte men over een verrekijker. Het hiernavolgend relaas is dan ook een samenvatting van wat vooral mijn netvlies destijds in 1954 prikkelde.

Het hele verhaal speelt zich hoofdzakelijk af rond de ontplooiing van het 31ste smaldeel jager bommenwerpers van de 10de Wing van Kleine Brogel naar het reservevliegveld van Weelde vanaf 1 juni tot 21 oktober 1954. Hier zal het 31ste smaldeel zich voor het eerst als gevechtssmaldeel profileren. De jonge gevechtswing was qua ontplooiingen op dat ogenblik zeker niet aan zijn proefstuk toe. Kort na de beëindiging van de oorlog in Korea en in volle Koude Oorlog kenden trouwens alle vliegsmaldelen van Kleine Brogel een zwerversbestaan. Geilenkirchen voor het 27ste smaldeel en Brüggen voor het 23ste smaldeel – Britse vliegbases gelegen in Duitsland aanleunend tegen Nederlands Limburg – klonken op dat ogenblik als zeer vertrouwde kampementen in de oren. De aanleiding voor dit nomadenbestaan zou zich gesitueerd hebben bij de toenmalige militaire bouwwerken. Te veel zand of te weinig cement gaf ook toen geen kwaliteitsbeton of was het eerder een mismeestering van additieven die voor schilferbeton zorgde. Resultaat van de rekening, een totaal onbruikbare startbaan, toen nog over haar ganse lengte uit beton. Het toenmalige paradepaard van de 10de Wing, de Thunderjet, moest bijgevolg naar betonvriendelijke oorden uitwijken. De auteur moet trouwens bekennen dat hij als getuige telkens buiten de imaginaire omheining was opgesteld in de nabijheid van de start- en landingsbaan. Als broekventje sloeg hij er de vliegactiviteiten gade en had ook oog en oor voor de randgebeurtenissen en de reacties van de grote mensen.

Het decor was een rustig dorp in de Stille Kempen, grenzend aan Nederland, waar vanaf augustus 1952 een reservevliegveld voor de NAVO was aangelegd. Het vliegveld van Weelde (Weld in de volksmond) was voor heel wat Kempenaars geen onbekende. De massa was er al eens naartoe getrokken om in 1953 een gestrande straaljager te zien (en vooral te horen) opstijgen, die er een noodlanding maakte op de startbaan in aanleg. Niemand maakte zich echter zorgen: een Groene Partij was nog onbestaande, de landbouwers hadden nauwelijks landbouwgrond moeten afstaan, de gemeente was waarschijnlijk rijkelijk vergoed voor de pas gekapte dennenbossen en de pastoor, één van de meest invloedrijke personen van het dorp, kon (voorlopig) de reservestatus van het vliegveld best aanvaarden.

In de loop van de maand mei 1954 komt er plots verandering in deze vredige situatie. Er valt heel wat beweging te noteren op en rond het vliegveld. Er wordt zelfs een heus tentenkamp opgericht op de terreinen, die gul door de gemeentelijke overheid worden ter beschikking gesteld, gelegen in de onmiddellijke omgeving van de gedempte vuilnisbelt.

1 juni 1954 wordt het magische ogenblik. De schoolmeester in onze klas tracht zijn publiek te boeien met, vermoed ik, een algemene herhaling voor de komende eindexamens. In de loop van de voormiddag verliest hij echter alle aandacht wanneer plotsklaps een oorverdovend lawaai het klaslokaal vult: vier straaljagers met bommen aan hun rechte vleugels (vier Thunderjets met droptanks naar wij later vernamen) komen aanvliegen naar de startbaan toe, draaien één voor één naar rechts en zakken na een weidse bocht rond de kerktoren weg achter onze beperkte horizon. Die wordt immers begrensd door de boord van de ramen, die weliswaar uitzicht geven op het zuiden, maar die ons toch eerder tot auditieve getuigen maken van het spektakel. De concentratie op en rond de schoolbanken is volledig zoek. De inktpotten zullen langzaam maar zeker opdrogen. De decibels buiten het schoolgebouw doen immers alle verbeelding op hol slaan. Er kan immers geen tijd meer zijn voor enig ernstig schoolwerk. Op de Weldse hei ontstaat immers een nieuwe wereld, die niet alleen het jeugdig publiek boeit, maar die ook de wereld van de volwassenen stilaan in zijn greep krijgt.

Weelde in 1954, een waar spottersparadijs. (Archief Belgian Wings)

Inderdaad, straaljagers op een vliegveld, zonder omheining trekken nu immers veel volk, en zeker in een dorp waar buiten de alledaagse dorpspolitiek en de smokkelverhalen weinig te beleven valt. Op de eerste vrije donderdagnamiddag treffen we in de buurt van de startbaan niet enkel nieuwsgierige klasgenoten aan. Er schijnen ook heel wat ‘grote’ mensen vrijaf te hebben, die met ons de vertrekkende en landende straaljagers gadeslaan. Wij hebben, gezien onze jeugdige leeftijd, weinig commentaar te geven op het gebeuren. We hebben één en al oog en oor voor de zilverkeurige vliegtuigen, die toch hier en daar aanleiding geven tot allerlei sterke verhalen. Een welbepaalde waarneming van een volwassen toeschouwer is me steeds bijgebleven. Hij was namelijk van mening dat het ‘friteskot’ van de militairen toch wel wat gevaarlijk dicht bij de startbaan stond. In alle ernst beaamden alle aanwezigen deze vaststelling (dit was inderdaad de plaats van de caravan of startbaancontroletoren, waarvan het grote en het kleine publiek natuurlijk de bestaansreden nog niet kende).

De caravan of de startbaancontroletoren. (Archief André Jansens)

De volgende zondag lijkt de invasie van militairen toch niet helemaal rozengeur en maneschijn te zijn. Zowel tijdens de vroegmis als tijdens de hoogmis steelt de pastoor van op zijn preekstoel de show. Hij richt zich hier voornamelijk tot het publiek dat zich in het linkse deel van de kerk bevindt. Hij waarschuwt met een vrij hoge stem voor het blauwe gevaar: “Moeders, let op uw dochters want de kans op zedelijk verval is zeer groot.” Een wat eigenaardige reactie brengt ons als tienjarigen op hetzelfde ogenblik een beetje verder in verwarring. Normaal ontstaat er tijdens de zondagspreek een zeker geroezemoes achteraan in de kerk. Het lossen van de duiven en de waarschijnlijke winstkansen komen er uitvoerig aan bod. Nu is en blijft het muisstil. Alle manskerels, met de duivenmelkers op de eerste rij, zijn enkele stappen naar voor geschoven en luisteren aandachtig naar hetgeen de pastoor te vertellen heeft. Wij hebben ooit al wel eens over de ‘blauwe geschelpte’ horen spreken. We begrijpen echter niet wat de pastoor en de duivenmelkers tegen die voor ons toch sympathieke Blauwen kunnen hebben.

Stilaan gaat het leven zijn gewone gang. Het is weldra vakantie, en vermits in 1954 de meeste dorpelingen hun verlof ter plaatse doorbrengen, is en blijft voor ons het vliegveld de attractie bij uitstek. Wij hebben ons inmiddels ook in onze loerposten geïnstalleerd boven op de zandbermen, die rond sommige parkeerplaatsen zijn aangebracht. We kunnen op enkele tientallen meters afstand het opstarten van de jets meemaken: de piloot die vanuit een open jeep wordt afgezet en plaats neemt in de cockpit, het loeien van de straalmotor die zijn warme uitlaatgassen boven onze nieuwsgierige jongenshoofden blaast. Een schouwspel dat ons wel een beetje doet zweten maar dat ons nooit verveelt. De vakantie vliegt dan ook voorbij.

Het opstijgen in formatie, steeds een bijzonder observatiemoment. (Archief André Jansens)
De landing van een Thunderjet van het Thunderteam. (Archief André Jansens)

Het verblijf van het 31ste smaldeel te Weelde wordt buiten de omheining (?) gekenmerkt door enkele merkwaardige voorvallen. Ook tijdens de zomerperiode blijft de erg populaire hobby bij heel wat dorpelingen hoogtij vieren. Met het smokkelen van boter, varkens, kalveren en jenever kon men immers een schone bijverdienste binnenrijven. De osmose Leger-Natie gaat ook ogenschijnlijk hier zijn vruchten afwerpen. Zo maken de media op een zeker ogenblik gewag van een smokkelaffaire op en rond het vliegveld. Militaire vrachtwagens vol boter zouden het met de plaatselijke smokkelbazen op een akkoordje gegooid hebben. Het open vliegveld, op slechts enkele kilometers van de grens gelegen, blijkt een welgekomen doorvoerstation tijdens de nachtelijke smokkeltrips. Op een gegeven ogenblik spreekt men zelfs van loeiende koeien, van natuurlijk Nederlandse origine, die in het holst van de nacht midden op het vliegplein worden aangetroffen. Er wordt over het onderwerp veel ‘gepraat’ in het dorp, maar vermits er geen Hoog Comité van Toezicht bij betrokken wordt, gaat het onderwerp dan ook vlug vervagen, mede door het uitblijven van nieuwe bezwarende feiten.

Een ander wapenfeit, tijdens dezelfde ontplooiingsperiode, gaat ook voorpaginanieuws worden. Tijdens de zonnige vakantienamiddag van 8 juli 1954, waarop ik spijtig genoeg niet in mijn observatiepost vertoef, zullen de dorpelingen gealarmeerd worden door een evenement, dat men als een luchtvaartongeval bestempelt. Op dat ogenblik slenter ik rond met enkele vrienden, wanneer onze aandacht wordt gewekt door een vliegtuig dat er een vreemde vliegstijl op nahoudt. Met wiegende vleugels – voor ons zeer eigenaardig – zien we het vliegtuig verdwijnen in de richting van het vliegveld. Kort daarop horen we een klap en zien we een rookpluim opstijgen. Volgens onze bescheiden mening is er iets ergs gebeurd. Ons vermoeden wordt bevestigd door het loeien van de brandweersirene en door een groeiende stroom van fietsers en voertuigen die zich richting vliegveld begeven. “Er is een vlieger gevallen”, wordt door iedereen bevestigd. Zo vlug als onze jonge benen ons kunnen huiswaarts brengen, pogen we ook op onze fiets te springen, zodat we ons zo snel mogelijk naar de plaats van het gebeuren kunnen begeven. De moederlijke autoriteit is echter van mening dat we bij zo’n ongeval niets te zoeken hebben. Het resultaat is thuisblijven, met een grote pruillip, barstend van nieuwsgierigheid.

‘s Anderendaags weten we echter precies wat er gebeurd is. Onder de krantenkop ‘Belgisch piloot weigert brandende straaljager te verlaten’ kunnen we het verhaal van de crash lezen. De Thunderjet zou vuur gevat hebben en de piloot luitenant baron Mike Terlinden, die voor zijn heldhaftig gedrag bewierookt wordt, zou slechts op het laatste moment zijn vliegtuig verlaten hebben. Hierbij wordt hij ernstig gewond. Ook zien verschillende onthutste spotters de zwalpende en rokende Thunderjet neersmakken, enkele honderden meters verwijderd van hun observatiepositie.

Luitenant Mike Terlinden tijdens het voorjaar van 1954. (Archief André Jansens)
Het relaas in een krant van een heldendaad. (Archief André Jansens)

Wanneer we enkele jaren later het dossier van de crash kunnen raadplegen geraken de details bekend van de oorzaak, van de omstandigheden en van de fysische gevolgen voor Mike van het ernstig vliegtuigongeval. Het ongeval gaat onmiskenbaar gepaard met een flinke dosis geluk voor de onversaagde piloot.

Op 8 juli 1954 stijgt Mike Terlinden om 14.25 uur op in de Thunderjet F-84G met identificatie FZ-55/RA-V. De meteo is uitstekend: een zichtbaarheid van 15 km, een wolkenbasis op 3.000 voet en een matige wind die uit westelijke richting blaast. Hij is de nummer 3 van Dragon Red, een formatie van vier toestellen, waarin de posities van nummer 1, 2 en 4 respectievelijk ingenomen worden door De Wever, Crispin en Delobel. Ze vliegen het traject voor het defilé van 21 juli. In de voormiddag had er al een “REP: Wing Show 21ste JULY” plaats gehad met Mike in hetzelfde vliegtuig en OSN (Officier Superieur Navigant of Commandant van de Vlieggroep) De Wever als leader. Tijdens de tweede vlucht maakt de OSN even een ommetje, met landing in Beauvechain. De formatieleiders van de verschillende wings krijgen er te horen of het overvliegen van de koninklijke tribune nog voor verbetering vatbaar is. Het resterende drietal heeft nog voldoende brandstof om wat rond te vliegen. De piloot van de FZ-55 voelt wel enkele trillingen, maar die maken hem nog niet al te ongerust. Als de formatie huiswaarts keert doet er zich op een achttal kilometer in de as van de landingsbaan een hevige ontploffing voor. “De FZ-55 trilde als een pruimenboom” zoals Mike Terlinden getuigt in zijn aangrijpend relaas. Zijn nummer 2 Crispin roept over de radio wat hij vlakbij ziet. “You are belching fire at your dive brake compartment”. “Je braakt vuur uit langs je luchtremmen”. Dit zijn de inmiddels gekende uitwendige symptomen van de ontploffing van de compressor.

Op nauwelijks 500 meter boven het aardoppervlak rest er niet veel tijd om op een veilige manier de schietstoel te gebruiken. De cockpit wordt zonder aarzeling afgeworpen. Die belandt in een weiland tussen erg verbaasde koeien. De schietstoel is gewapend maar het gebruik ervan wordt uitgesteld omdat de woonkern van Weelde vlakbij ligt. Nadat de dorpskern gepasseerd is, met een brandend en motorloos vliegtuig zonder aileron boost (hydraulische bekrachtiging van de stuurorganen) blijft er nog maar een hoogte van 250 schamele meters over om veilig met de parachute landen. Dat wordt dus een no go. Het landingsgestel normaal neerlaten lukt ook niet.

Het spoor van de crash in het jonge dennenbos. (Archief André Jansens)

Bijgevolg kiest Mike voor een buiklanding in een jong dennenbos, vlakbij de parallelbaan. De FZ-55 komt na zo’n 250 meter tot stilstand. Achter de cockpit woedt de brand in alle hevigheid. De immense hitte veroorzaakt wellicht het afvuren van de schietstoel, net op het moment dat de pechvogel van de dag haastig wil uitstappen. Hij wordt een tiental meter van zijn vliegtuig weggeslingerd. Met beschadigde ruggenwervels en met ernstige brandwonden wordt hij naar het Militair Hospitaal van Antwerpen vervoerd. Naast de lovenswaardige berichtgeving in de kranten zullen de militaire autoriteiten hem ook een bijzondere vermelding als good show toekennen. Ter afronding willen we vermelden dat Colonel e.r. ‘Mike’ Terlinden de stichter is van de Luchtvaartafdeling van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in het Jubelpark in Brussel.

Al onze zintuiglijke waarnemingen tijdens de zomer van 1954 sterken ons in de overtuiging dat de pastoor en de duivenmelkers ongelijk hebben. Dit besluit wordt trouwens bijgetreden door de plaatselijke neringdoeners en de cafébazen, die de materiële voordelen van de aanwezigheid van de Blauwen niet onder stoelen of banken steken.

Maar ja, schone liedjes duren niet lang genoeg. Na de eerste herfststormen getrotseerd te hebben en na op de laatste septemberzondag actief deelgenomen te hebben aan Weelde-kermis, worden de Kempen terug stil. Op 21 oktober 1954 stijgt de laatste Thunderjet op om de overwintering te Bierset aan te vatten. De Thunderjets zullen nooit meer naar Weelde terugkeren.

Weelde blijft een populaire observatieplek

In de periode vanaf 1956 tot 1958 zijn ook de Meteors van Koksijde, de Meteors en de Hunters van Beauvechain en de Hunters van Chièvres – zelfs de acrobatische patrouille van de Rode Duivels – voor een korte periode actief vanop het reservevliegveld van Weelde. Ook maken de transportvliegtuigen van Melsbroek – de DC-3, de DC-4, de Pembroke en de C-119 Flying-Boxcar – tijdens deze periode sporadisch er hun opwachting. Zelfs de Harvard, het opleidingsvliegtuig van de Koninklijke Nederlandse Luchtmacht, komt vanuit het nabijgelegen Gilze Rijen af en toe in Weelde een doorstart maken. Vanaf 9 mei 1960 tot op 12 september 1963 vertoeven er zesmaal Tijgers in de bossen van Weelde, telkens voor een korte periode. Het zijn de Thunderstreaks F-84F van het 31ste smaldeel die voorlopig de ontplooiing van gevechtsvliegtuigen naar Weelde afronden. De spotters maken er van al deze bijzondere momenten dankbaar gebruik om op een eerder bescheiden onopvallende manier de vliegactiviteiten gade te slaan.

De Meteors van het 4de smaldeel van Beauvechain in 1956. (Archief Serge Bonfond en Marcel Peeren)
Een Hunter van Bierset op bezoek in september 1957 tijdens de ontplooiing van het 350ste smaldeel. (Archief 350ste smaldeel)
Een Thunderstreak van het 31ste smaldeel in 1961. (Archief André Jansens)

Wanneer we een sprong in de tijd maken dan houden we even halt in 1984. De vliegmicrobe heeft me intussen overweldigd. Na het behalen van mijn vleugels in 1970 en na een gevarieerde ervaring als gevechtspiloot op F-84F en op Mirage en als vlieginstructeur op Marchetti, Fouga Magister, T-33 en Mirage bevind ik mij sedert 1981 voor mijn eerste staftoer op het hoofdkwartier van de Tactische Luchtmacht (TAF of Tactical Air Force).

Vanaf de zomer van 1984 kunnen de spotters heel wat vliegbewegingen noteren in Weelde van voornamelijk C-130 transportvliegtuigen. Het slapende vliegveld van ‘Weld’ zal nogmaals gewekt worden door een ontplooiing, die qua omvang en qua dorpssfeer in zekere mate kan vergeleken worden met de eerste ontplooiing van 30 jaar eerder.

Ik heb het senior management van de TAF kunnen overtuigen dat het belangrijk is dat 1ste smaldeel uit Bierset, met zijn Mirages zich optimaal moet kunnen voorbereiden op een toekomstige ontplooiing naar het Turkse Diyarbakir. Zo voorziet de oefeningenkalender van de TAF van 1984 dat het 1ste smaldeel zich zal ontplooien naar het reservevliegveld van Weelde van 17 tot 27 september, waar in vergelijkbare Turkse leef-en werkomstandigheden de Mirage operationeel zal ingezet worden.

De uitzonderlijk zware regenval maakt het tijdens het begin van de herfst niet gemakkelijk noch voor de Mirages, noch voor het personeel en noch voor de spotters. Toch zijn deze laatsten in hun nopjes en hebben post gevat vlakbij de landingsbaan. De burgemeester is echter minder tevreden omdat hij door de militaire autoriteiten niet wordt ingelicht over de vliegactiviteiten. Onder de dreiging van de Cellules Communistes Combattantes (CCC), die in België tussen 3 oktober 1984 en 16 december 1985 in totaal 21 aanslagen pleegden, was het misschien wel begrijpelijk om vooraf omvangrijke militaire oefeningen niet in de kijker te plaatsen.

De dag dat de Mirages arriveren verspreidt de lokale radio Fantasy een belangrijk regionaal nieuwsbericht dat onder meer de spotters bijzonder zal interesseren. ”Het is niet toegelaten om met een fototoestel, verrekijker of dergelijke opnamen te maken van vliegtuigen of andere zaken. Wanneer u wordt aangetroffen op één van bovenvermelde overtredingen bestaat de kans om een bekeuring te krijgen van de plaatselijke aanwezige verdedigingstroepen, de Rijkswacht of de politie. Wanneer u in het bezit bent van een fototoestel of andere optische toestellen dan hebben zij de bevoegdheid deze onmiddellijk in beslag te nemen.” De besluitwet van 1939 is bijgevolg nog strikt van toepassing. Tijdens de talrijke patrouilles van de verdedigingstroepen wordt strikt toegezien op het respect van de wet.

Uit informele contacten blijkt dat zelfs de aanwezige Nederlandse spotters van enkele kilometers verder voorbij de grens zich houden aan de Belgische regelgeving. Ze bevinden zich immers niet op Nederlandse bodem waar het fotograferen van militaire vliegtuigen en het gebruik van radioscanners toegelaten is. Toch zijn alle spotters ondanks de typische Belgische beperkingen uiterst tevreden met het komen en gaan van de Mirages. Als klap op de vuurpijl krijgen zij samen met de plaatselijke bevolking de gelegenheid om met volle teugen – ook in de letterlijke betekenis van het woord – te genieten van een mini-open-deur. De media zijn onder de indruk van deze afsluiter. “De belangstelling was net als het geluid van de straaljagers overdonderend. Het leger werd overrompeld door de massa die ondanks de regen van dichtbij wilde zien wat er allemaal aan de gang was.”

Mirages worden bijgetankt in september 1984. (Archief Rudy Binnemans)
Geert en Bart schuilen voor de regen tijdens de mini-open-door. (Archief Luc Jansens)

De twaalf Mirages keren op 27 september 1984 met een gepast eresaluut huiswaarts. De meeste toestellen zullen echter vanaf begin 1994 naar Weelde terugkeren, zij het met een weinig opbeurende toekomst voor de boeg.

Na het geloei van de straalmotoren van de Mirages zullen de spotters in Weelde al vlug andere geluiden opvangen namelijk het gebrom van de turboprops van de C-130’s van Melsbroek. Op 1 oktober 1984 presenteren zich immers de eerste toestellen voor de start van de oefening Herky die tot 12 oktober zal duren. Tijdens de intensieve vliegperiode wordt de continuïteitstraining van de bemanningen geoptimaliseerd. Ook krijgt de training met de wapenbroeders van het Regiment Paracommando de nodige aandacht. Precisielandingen zowel overdag als ’s nachts, het parachuteren van para’s en van zwaar materiaal en stormlandingen zijn activiteiten die de spotters wel kunnen smaken, zij het nog steeds buiten de imaginaire omheining en met strikt respect van de veiligheidsregels die ook eerder voor de Mirages van toepassing waren. In het minutieuze dagboekverslag van een spotter wordt genoteerd dat acht verschillende C-130’s in Weelde actief waren. Ook de Merlin en de HS-748 voerde verbindingsvluchten uit vanaf de thuisbasis. Zelfs een Fouga CM-170 brengt een beleefdheidsbezoek.

Herky was zonder twijfel een geslaagde oefening die voor herhaling zal vatbaar zijn. Gaandeweg blijven de spotters de gelegenheid krijgen om in Weelde de vliegactiviteiten te observeren niet alleen van de vliegtuigen van Melsbroek maar ook van de helikopters en van de transportvliegtuigen van NAVO-collega’s.

Het is file op de parallelbaan in juni 1998. (Archief Jimmy Swannet)
Nederlandse C-130 in jubileumkleuren in september 2000. (Archief Tom Hoefnagels)

Het zijn de Nederlandse C-130’s die vanuit het nabij gelegen Eindhoven het vaakst in Weelde te spotten zijn tijdens diverse oefeningen. Het reservevliegveld wordt bijgevolg een aantrekkelijk verzamelpunt voor spotters, zelfs van buiten de landsgrenzen, die voorlopig met een enorme observatiehonger moeten blijven toezien dat hun collega’s van over de grens de hobby van het spotten in alle vrijheid mogen uitoefenen. Maar ook voor de Belgische spotters is er beterschap op komst.

Eindelijk wordt het spotten in België toegelaten

Wanneer ik begin 1989 aangeduid wordt als korpsoverste van Kleine Brogel stel ik vast dat het spotten van militaire vliegtuigen als legale vrijetijdsbesteding nog steeds stiefmoederlijk behandeld wordt. Ik heb ook weet van enkele veiligheidsdossiers waarin zelfs een twaalfjarige met zijn fototoestel – het geschenk voor zijn plechtige communie – betrapt wordt op het ongeoorloofd fotograferen van militaire vliegtuigen. Tevens ben ik geïnformeerd over de fotografische observaties van personen die voorzien van meer performante uitrusting zowat overal buiten de omheining gesignaleerd worden om op veilige afstand unieke plaatjes te schieten. In tijden van gesofistikeerde verkenningssatellieten is het bijgevolg dringend nodig om het spotten van vliegtuigen ook in België door een realistische bril te bekijken. In Engeland – de bakermat van de spotters – maar ook in Nederland heeft het erg populaire spotten nooit aanleiding gegeven tot veiligheidsproblemen. Bovendien is het enthousiaste spottersvolkje in beide landen een erg gewaardeerde groep die de luchtmachten in een populair daglicht stelt.

Ondanks al deze argumenten vang ik aanvankelijk bot bij de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) van de Krijgsmacht in mijn schriftelijke vraag om in Kleine Brogel – en bij uitbreiding in gans België voor elke vliegbasis – een spottercorner te voorzien.

Tijdens een grondige gedachtewisseling met het senior management van ADIV, waarbij de steun van een voormalige studiegenoot de doorslag geeft, wordt mijn verzoek ingewilligd.

21 juli 1990 is voor de Belgische spotters een historisch gebeuren. Die dag mag ik samen met burgemeester Kelchtermans van Peer de eerste spotterscorner in België openen.

De plechtige opening van de eerste spotterscorner in België te Kleine Brogel op 21 juli 1990. (Archief André Jansens)

De reeds bestaande picknickplaats langs de N748 (Kiezel Kleine-Brogel), gelegen in de as van de landingsbaan, wordt de enige plaats waar men vrij de landende of opstijgende vliegtuigen op de gevoelige plaat mag vastleggen. Later wordt ook het spotten toegestaan op een tweede locatie aan de noordzijde van de vliegbasis waar de landende vliegtuigen met de overheersende wind vanuit het zuidwesten vaker kunnen geobserveerd, gefotografeerd en gefilmd worden.

Dat er voor de spotters voortaan een gunstige wind waait blijkt ook uit de organisatie van de eerste spottersdag ter gelegenheid van de airshow van Kleine Brogel van 1 september 1991. Beide evenementen kennen een grandioos succes. Voortaan krijgen de spotters ter gelegenheid van een airshow regelmatig de gelegenheid om hun fotografische vaardigheden te demonstreren tijdens een voorafgaande spottersdag.

Enthousiaste spotters tijdens de eerste spottersdag te Kleine Brogel op 31 augustus 1991. (Archief André Jansens)

In Florennes – op 2 april 1993 – en in Beauvechain – op 30 juni 1995 – wordt ook schoorvoetend een spotterscorner voorzien. Vanaf de eeuwwisseling plaatst ook de Spotting Group Koksijde zich in de kijker.

Unieke foto’s bij de grootste Europese militaire occasiemarkt

Ondertussen is zoveel mogelijk besparen binnen Defensie een slogan geworden die in verschillende etappes voor een doorgedreven afslanking van de Belgische Krijgsmacht zal zorgen. De Koude Oorlog is immers voorbij. Na de afronding van de voorlopige herstructureringsplannen eind 1990 van luitenant-generaal Charlier, de chef van de Generale Staf, volgt het plan Delcroix van juli 1992. Met de afschaffing en de reorganisatie van verschillende eenheden zal heel wat legermateriaal overbodig worden. Ook de Luchtmacht ontsnapt niet aan de drastische gevolgen van het snoeimes. Tussen januari en december 1993 worden zo maar eventjes 69 Mirages en 45 F-16’s uit gebruik genomen. De psychose van de vredesdividenden en de politieke roes van de eeuwigdurende vrede waar het lam naast de leeuw zou leven, viert hoogtij.

Binnen Defensie zit ook de Luchtmacht opgezadeld met een probleem dat om een dringende oplossing vraagt. Hoe en waar moet het overtollig materieel gestockeerd worden? Als stafchef van de TAF kan het senior management van zowel de Luchtmacht als de Landmacht na enige aarzeling instemmen met mijn voorstel. Op het reservevliegveld van Weelde zijn zeventien NAVO-loodsen met een totale stockage-oppervlakte van 84.000 m2 gebruiksklaar. De loodsen waren bedoeld voor de opslag van militaire uitrusting en voertuigen van de Amerikaanse Landmacht zodat deze snel beschikbaar waren in geval van een conflict. In 1992 behoort de Koude Oorlog blijkbaar tot het verleden. De loodsen in Weelde worden bijgevolg niet in gebruik genomen door de NAVO. Mits enkele toegangspoorten te verruimen zijn de loodsen met hun luchtdrogingssysteem de ideale oplossing voor de stockage van alle Belgische militaire overschotten inclusief de vliegtuigen.

Na een grondige borstelbeurt van de landingsbaan en met de in plaats stelling van de veiligheidsuitrustingen is Weelde in een mum van tijd klaar om de eerste jets te ontvangen. Het beloven hoogdagen te worden voor de spotters want de meeste overtollige vliegtuigen zullen in Weelde landen voor hun allerlaatste vlucht. Op 10 januari 1994 landen er in totaal tien Mirages vanuit Bierset. De laatste twee Mirages landen op 16 maart 1994 wat het totaal van de gelande toestellen op 32 brengt. De laatste twee zijn dan ook wel bijzondere exemplaren – de BA-11 en de BA-60 – beiden in de MirSIP (Mirage Safety Improvement Programme)-configuratie, de gemoderniseerde versie van de Mirage. Ze vertrekken vanuit Weelde naar Brustem op 3 oktober 1994. Met de sluiting van Bierset verhuist ook te volledige inboedel naar Weelde via baantransport, inclusief negen Mirages.

De eerste uit gebruik genomen Mirages parkeren op 10 januari 1994 pal in het gezichtsveld van de spotters. (Archief Geert Louis)
MirSIP BA-11 en BA-60 klaar voor tijdelijke stockage. (Archief Laurent Heyligen)

16 maart 1994 is voor de spotters een ware hoogdag. Naast de levering van de twee MirSIPs openen die dag vijf F-16’s de rij van de soortgenoten die ook voor een ongekende duur een parkeerplaats zullen krijgen in de NAVO-loodsen. De laatste twee van de in totaal 53 F-16’s strijken in Weelde neer op 16 januari 2006. Dit zijn de tweezitters FB-01 en FB-08 van de in totaal vijftien toestellen die zonder operationeel gebruik in de MLU (Mid Life Update)-configuratie voorlopig in het uitstalraam terechtkomen te Weelde van de grootste Europese occasiemarkt van militair materieel.

Het hoeft geen betoog dat de spotters, goed geïnformeerd door de plaatselijke militaire autoriteiten, telkens trouw op post zijn om de laatste landing van een Belgisch strijdros uit de Koude Oorlog op de gevoelige plaat vast te leggen.

Ideaal vlakbij, op de kruising van de taxitrack met de burgerbaan. (Archief Dirk Jansens)

Zoals de Mirages destijds leggen de F-16’s volgens een geijkte procedure na de landing nog steeds hun motor stil aan het begin van de parallelbaan, waarna ze achter een vliegtuigtractor voorbij de geïmproviseerde spotterscorner defileren waar de attente spotters op vinkenslag staan. De oversteek van de burgerbaan aan het Geeneinde is de andere populaire uitkijkpost waar nieuwsgierige verkeersgebruikers halt houden en waar de spotters de ideale positie kiezen om op enkele meters afstand de mooiste plaatsjes te schieten.

Het is wel de bedoeling dat de aanbiedingen van welke occasiemarkt dan ook een koper vinden. Voor de spotters leeft de hoop dat al de vliegtuigen eerder vroeg dan nooit al vliegend vanuit Weelde naar een nieuwe bestemming vertrekken. Deze hoop zal echter op enkele uitzonderingen na ijdel blijken te zijn.

Begin februari 1994 geraakt bekend dat de twintig MirSIPs verkocht worden aan Chili. Ook maken vijf niet gemodificeerde Mirages deel uit van het verkoopcontract. Deze laatste krijgen allen in Weelde een opfrissingsbeurt, vertrekken via baantransport naar Gosselies om van daaruit in een An-124 transportvliegtuig naar Chili te worden overgevlogen.

Volgens informatie van 23 april 1999 van het persagentschap Belga worden de overblijvende 27 Mirages verkocht aan het Franse bedrijf Sagem. Ze belanden allen via baantransport in een opslagplaats in Zuid-Frankrijk. Het pijnlijk definitief vertrek van de Mirages vanuit België wordt in de spotterskringen nauwelijks gedocumenteerd.

Toch is er ook in België nog plaats voor nostalgie. Op 1 februari 2018 verwelkomt een groep van Mirage-fans de Mirage BD 09 te Brustem/Sint-Truiden, aangeschaft in Frankrijk door een man met het Mirage-hart op de juiste plaats. In Brustem zal het enthousiaste team van de BD 09 Restoration Group de tweezitter vertroetelen tot zijn vroegere operationele configuratie. In het huidige DronePort kan er iedereen op aai-afstand de opleidingsversie van weleer benaderen. Tevens kan er een adembenemende digitale sensation flight beleefd worden in een van beide echte cockpits. Inmiddels is het Mirage-erfgoed in Droneport aangevuld met de volledige frontale delen – cockpit inbegrepen – van de BA 27 (de aanvalsversie) en de BR 22 (de verkenningsversie). Te oordelen naar de opgetogen bezoekers die om de veertien dagen hangar 27 tijdens een open deur kunnen binnen wandelen in DronePort is het lovenswaardig initiatief van de BD 09 Restoration Group een schot in de roos.

De drie versies van onze Mirage, nu in DronePort. (Archief BD 09 Restoration Group)

Over het lot van de F-16’s in Weelde overheerst een dubbel gevoel en niet alleen bij de spotters. In weerwil van verschillende pogingen om de F-16’s te verkopen, zal het nog duren tot in 2004 vooraleer er eindelijk een beslissing valt, althans voor de oudere modellen. Tussen 25 november 2004 en 22 februari 2005 kijken ook de spotters met lede ogen toe hoe 31 F-16’s met baantransport hun jarenlange parkeerplaats verlaten met als eindbestemming het CC R&A (Competentiecentrum van het Rijdend Materiaal en de Bewapening) in Rocourt. Hier zullen de 23 raspaarden van weleer als een hoop verwrongen aluminium op de schroothoop eindigen. Acht F-16’s kunnen aan de versnippering van de metaalscharen ontsnappen en krijgen een eindbestemming als poortwachter, museumstuk of didactisch materieel.

In de ochtendkoelte, wachtend op het vertrek van de F-16 ‘s. (Archief Dirk Jansens)

Voor de resterende veertien MLU-toestellen in Weelde wordt begin 2007 toch nog een koper gevonden. In een eerste contract zal deze volledige groep in Jordanië belanden. De spotters kunnen terug opgelucht adem halen. Vanaf 6 februari tot 18 september 2007 stijgen alle MLU’s vanuit Weelde op naar Kleine Brogel waar ze na de nodige aanpassingen vanaf september 2008 vertrekken naar het Midden Oosten. Het vertrek betekent de afsluiter van een periode van intens en bekoorlijk luchtverkeer in Weelde, waarin de spotters echt wel hun hart konden ophalen.

Ter afronding

We mogen niet de indruk wekken dat de spottersactiviteiten zich enkel afspeelden in Weelde waar de uitgerangeerde Mirages en F-16’s van januari 1994 tot september 2007 het spotterslandschap beheersten. In Weelde arriveerden trouwens nog andere overbodige toestellen zoals de Hawker Siddeley HS-748 en Merlin vanuit Melsbroek.

Twee andere toestellen verdienen toch wel bijzondere aandacht. Vanaf begin 1995 wordt de nieuwsgierigheid van de spotters bijzonder getriggerd. Rond en binnen in de hallen groeit de bonte verzameling van onvolledige vliegtuigwrakken van ons militair patrimonium, afkomstig uit de overvolle depots van Kapellen en Vissenaken. Zelfs buiten op de parkeervloer en aan de ingang van depot Weelde staan volledig gemonteerde toestellen van Oost-Duitse en Franse origine tentoongesteld. De evidente vraag is dan ook of er plannen zijn voor een luchtvaartmuseum in Weelde.

Een Flogger MIG 23 als poortwachter. (Archief Jos Schoofs)

De prille hoop van de spotters voor een museum wordt extra gevoed op 4 oktober 1995 wanneer een Zwitserse Hawker Hunter in het luchtruim verschijnt, geëscorteerd door een select Belgisch gezelschap. Na de landing krijgt de aanwinst van het Brussels Air Museum, gevestigd in het Jubelpark te Brussel, er een parkeerplaats tussen de Mirages en de F-16’s. Ook een Poolse TS-11 Iskra wordt op 8 juli 1996 een voorlopig laatste rustplaats toegewezen in Depot Weelde.

De Zwitserse Hunter in goed gezelschap boven de NAVO-loodsen. (Archief Jean-Marie Milka)
Een Poolse Iskra, met werkloze Luchtkadetten als decor. (Archief Johan Van Hoof)

Schriftelijke vragen om de restanten van het nationaal en buitenlands militair patrimonium van de luchtvaart op een ordentelijke wijze te exposeren in de loodsen van Weelde vangen bot. Volgens het plan De Crem van oktober 2009 zullen de loodsen verkocht worden aan de gemeente Ravels. De volledige inboedel van het militair patrimonium zal bijgevolg terug in een depot terechtkomen.

Sedert juli 2022 is het grootste brandweermuseum van Europa in Weelde toegankelijk voor het grote publiek. In november 2020 werd gedurende twee weekends de volledige historische uitrusting van de Belgische brandweer vanuit Aalst verhuisd naar de ruime expositieruimte van de Kempische loodsen. Voorlopig strekken goede voorbeelden niet tot navolging, althans wat ons militair luchtvaartpatrimonium betreft.

De populariteit van het spotten van vliegtuigen groeit vanaf de 21ste eeuw met de dag. Niet alleen de militaire maar ook de burgerlijke vliegvelden beseffen dat de fotografische verslaggeving van hobbyisten aan de draad een bijzondere meerwaarde kan betekenen voor de veiligheid en de populariteit van het vliegverkeer. Zo had op 8 augustus 2024 al de zevende spottersdag plaats op Brussels Airport waar twintig winnaars van een wedstrijd uitgenodigd werden voor een unieke blik achter de schermen van de luchthaven.

8 augustus 2024, spottersdag op Brussels Airport. (Archief Brussels Airport)

Van militaire zijde blijven de spotters zowat overal in België kwalitatief hoogstaande opnames maken waarbij de jacht op de première van vliegtuigen in jubileumkleuren soms voor een onverwachte concurrentieslag zorgt met benijdenswaardige resultaten op de sociale media.

Vermeldenswaardig zijn ook de spottershoogdagen te Florennes uit de periode 1989-2009 wanneer de deelnemers aan de TLP (Tactical Leadership Programme) – een vervolmakingscursus van de NAVO voor ervaren piloten – er zeldzame shots toelieten.

Voor de luchtvaartfanaten is de Spotting Group Koksijde misschien minder bekend. Toch kunnen we de spotters aan de kust onomwonden kwalificeren als haantje-de-voorste. Op hun website worden immers vanaf 2001 tot op heden alle vliegtuigbewegingen in Koksijde gerapporteerd en rijkelijk geïllustreerd met fotografische juweeltjes. Ze zullen met terechte trots op hun activiteiten kunnen terugblikken nu het duidelijk wordt dat na jarenlang gebakkelei de luchtmachtbasis van Koksijde in 2025 zal sluiten en enkel als ‘de nieuwe basis’ met recreatieve luchtvaart en beperkte activiteiten van Defensie zal beschikbaar blijven.

Ook de Spotting Groups van zowel Florennes als Kleine Brogel laten geen gelegenheid voorbijgaan om hun resultaten op de sociale media’s te posten.

In ons verhaal wensen we toch nog even het belang van de speurende ogen van de spotters te benadrukken voor de bevordering van de vliegveiligheid. Zo was hun getuigenis doorslaggevend om de oorzaak te achterhalen van de crash van de F-16/FA-99 op 16 augustus 2012 te Kleine Brogel. Een vogel, opgeslokt via de luchtinlaat, was de boosdoener die de piloot tijdens een doorstart geen andere keuze liet dan zonder aarzeling gebruik te maken van zijn schietstoel.

Het groepsgevoel en de verantwoordelijkheidszin van de spottersgroep dragen ook bij tot de handhaving van de fysieke veiligheid. Het gebeurt dat onverantwoord of verdacht gedrag van individuen zonder verwijl aan de lokale militaire of burgerlijke autoriteit vermeld wordt. Heden ten dage kan men immers geen enkel risico nemen bij de instandhouding van de veiligheid, waar en onder welke vorm dan ook.

Het succesverhaal van het spotten van vliegtuigen heeft onmiskenbaar een belangrijke boost gekregen vanaf de eeuwwisseling dankzij de digitale revolutie van de foto- en filmwereld. Gedaan met het wekenlang wachten op de ontwikkelde filmrolletjes. De kwaliteit van foto en film is zienderogen verbeterd dankzij de talrijke technologische snufjes die zelfs in automatische mode verrukkelijke resultaten opleveren. De digitale fotografie maakt volledig deel uit van ons dagelijks leven, met steeds performantere camera’s in bijna elke smartphone. Het fotografisch ritueel van de spotters is dan ook heel markant geworden. Bij de minste vliegactiviteit richten alle lenzen zich nagenoeg synchroon op het vliegtuig. Dan volgt een even synchrone neerwaartse hoofdbeweging om de resultaten te bekijken. Soms kan ook de ganse wereld nagenoeg onmiddellijk een kwalitatief oordeel vellen via de sociale media. Nochtans stellen niet alle spotters hun fotografische juweeltjes zo maar digitaal beschikbaar. Het is vaak een kwestie van geven en nemen.

De opnames zorgen voor een gedetailleerde beeldvorming die de beoefenaars van de modelbouw – vaak ook spotters – toelaten ware pronkstukken te monteren. Ten slotte staat de grote meerderheid van spotters om evidente redenen bijzonder afkerig tegen de activiteiten van spotters – in feite die naam onwaardig – die met hun drones als ware cowboys gerapporteerd worden in de buurt van vliegvelden.

Een deugddoende waardering vanuit de cockpit. (Archief Jaak Stinkens)

Als eindadvies kan ik niet nalaten om de aandacht te vestigen op de essentie van het spotten van vliegtuigen namelijk dat de aandacht moet gefocust blijven op de vliegtuigen en dan nog bij voorkeur in vlucht. Een vliegtuig op de rolbaan in de nabijheid van de startbaan kan een charmante uitnodiging vormen om de sluiterknop van het foto- of filmtoestel te activeren. Het vastleggen van activiteiten binnen de omheining in de nabijheid van kritische infrastructuur al dan niet met een vliegtuig in de nabijheid, soms met een krachtig teleobjectief, zou de militaire autoriteit echter meer dan ooit wel eens kunnen in de verleiding brengen om de spottersactiviteiten aan banden te leggen. Men zegge het voort.

Picture of André Jansens

André Jansens

Als militair piloot vloog hij achtereenvolgens op Thunderstreak, Mirage en F-16 en was ook actief als vlieginstructeur. Hij werd als Kolonel korpsoverste van Kleine-Brogel en beëindigde zijn loopbaan als Chef van de Operaties van de Luchtmacht. Sedertdien volgde hij de evolutie van de luchtvaart nauwgezet en publiceerde erover in magazines en op zijn website. Hij schreef de boeken ‘60 jaar vliegen in Weelde’ en ‘Het droneboek’.

[pencilang nl_BE='Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid.' fr_BE='Ce site utilise des cookies pour optimiser votre expérience utilisateur. En continuant à surfer sur Internet, vous acceptez notre politique de confidentialité et d’utilisation de cookies.' /] [pencilang nl_BE='Accepteren' fr_BE='Accepter'/] [pencilang nl_BE='Lees meer' fr_BE='Lire Plus'/]

[pencilang nl_BE='Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid.' fr_BE='Ce site utilise des cookies pour optimiser votre expérience utilisateur. En continuant à surfer sur Internet, vous acceptez notre politique de confidentialité et dutilisation de cookies.' /] [pencilang nl_BE='Accepteren' fr_BE='Accepter'/] [pencilang nl_BE='Lees meer' fr_BE='Lire Plus'/]