Commonwealth-graven op de gemeentelijke begraafplaats van Ruddervoorde

Op de gemeentelijke begraafplaats van Ruddervoorde liggen vier gesneuvelden van het Gemenebest begraven. Drie van hen behoren tot eenheden verbonden aan de luchtvaart. De vierde, Korporaal Richard Reilly, behoort tot de 7e Cavalerie Brigade van het (Royal) Army Service Corps.

De onderstaande gegevens komen uit de publicatie ‘Ruddervoorde in de oorlog 1914-1918’, in 2018 uitgegeven door de Heemkundige Kring Ruddervoorde. De bijdrage ‘Graven van de Commwealth’ werd daarin verzorgd door Wim Deneweth en is bijgewerkt op 3 juli 2020.

Audubon ‘Audy’ Palfreyman wordt op 7 juli 1892 geboren in Hobart, Tasmanië (Australië). Hij is de jongste zoon in een vooraanstaand gezin met zeventien kinderen, waarvan er twee op jonge leeftijd stierven. Hij bleek een goed student en zakenman te zijn. Zijn brieven verraden een goede opvoeding in de hogere klasse. Hij woonde in Arthur Street 29 in Hobart.

Audy beslist om vrijwillig dienst te nemen, met de bedoeling piloot te worden. Op 24 april 1916 wordt hij bij het afscheid van zijn werkgever (Palfreyman Bros.) door het personeel in de bloemen gezet. Hij lijft zich op 15 mei 1916 in bij de Australian Imperial Forces (AIF) in Melbourne en vertrekt er met de boot via het Suez kanaal en Marseille (Frankrijk) naar Engeland op 5 juni 1616. Vanuit Marseille gaat het met de trein naar Le Havre. Vijftig dagen na zijn vertrek uit Australië komt hij aan in Southampton (Engeland). Hij maakt er nu deel uit van 1st ANZAC (Australian and New Zealand Army Corps) en start na zijn basisopleiding en dienst in een transporteenheid op 13 november 1916 een opleiding tot piloot in Oxford. Op 16 maart 1917 gaat hij over naar het Royal Flying Corps (RFC). Hij heeft dan de rang van 2e Luitenant. Op 26 juni 1917 haalt hij zijn vliegbrevet. Tot augustus 1917 blijft hij in een training eenheid vooraleer naar 27 Squadron RFC over te gaan, een eenheid met bommenwerpers en waarnemingstoestellen. Vanaf augustus 1917 verblijft hij met zijn eenheid op zes verschillende vliegvelden in het noorden van Frankrijk. Op 12 april 1918 wordt hij tot kapitein bevorderd. Hij krijgt vanwege zijn verdiensten ondertussen ook een aanbeveling voor het Military Cross. In zijn brieven naar familie en vrienden is hij vaardig met taal en toont hij zich als een onverschrokken piloot. Naast een testament dat hij reeds in 1917 schrijft, richt hij ook een korte maar prachtig geschreven brief aan zijn ouders. Die mag pas verstuurd worden wanneer hij zou overlijden. In de brief stelt hij zijn ouders gerust dat hij de juiste keuze gemaakt heeft, dat ze trots op hem mogen zijn, en dat ze elkaar na de dood zullen weerzien.

Op 20 mei 1918 kan hij boven Douai (Frankrijk) een Duitse Pfalz D.III neerhalen. Op 23 mei 1918 vertrekt hij om 06.10 uur vanuit Ruisseauville (Frankrijk) om een raid op Torhout uit te voeren. Hij vliegt met zijn Airco DH4 met nummer A7840, samen met observator 2e Luitenant William Crawford. Ze raken verwikkeld in een gevecht met vliegtuigen van Jasta 56 die dan hun basis in Rumbeke hebben. Luitenant Dieter Collin achter volgt hen en schiet hen neer. Ze vallen rond 09.30 uur op een akker in Maria-Aalter. De observator overleeft de crash, maar Audubon Palfreyman niet.

Duitse soldaten zijn er als de kippen bij om het wrak van het toestel te doorzoeken. Luitenant Dieter Collin haalt hier zijn tiende van dertien overwinningen. Hij wordt zelf op 13 augustus 1918 neergeschoten en ligt in Menen begraven. Audubon Palfreyman en zijn observator worden eerst als vermist opgegeven. Dit nieuws bereikt ook zijn familie. Het duurt nog tot eind juni 1918 om te vernemen dat hij gesneuveld is. Dit nieuws werd door Duitsers gebracht door een bericht dat ze in een koker boven Engelse linies dropten. De observator Lt. Crawford werd zwaargewond krijgsgevangen genomen.

Het stoffelijk overschot van Audubon Eric Palfreyman wordt in Ruddervoorde begraven. Reeds in 1916 ontstond in Australië de gedachte om de gesneuvelden te herdenken. In Hobart werd beslist om een ‘Soldiers Memorial Avenue’ aan te leggen, een pad doorheen een bos met aanplanting van 520 bomen ter ere van de gesneuvelden van de stad en van de omgeving. Het waren familieleden, vrienden en sympathisanten van de gesneuvelden die op enkele namiddagen van 1918 tot 1920 voor de aanleg zorgden. Boom nummer 494 ter ere van Audubon Eric Palfreyman werd op 15 februari 1919 geplant.

George Edward en Richard Gray Dobeson zijn een tweeling, geboren op 4 november 1897 in Hebburn on Tyne (Engeland). George Dobeson meldt zich als oorlogsvrijwilliger op 16 juli 1914 voor een periode van vier jaar. Van februari 1915 tot maart 1917 vecht hij als soldaat (‘private’) in Frankrijk en wordt er bevorderd tot lance sergeant (korporaal, met de autoriteit van een sergeant). George en Richard zijn ingenieur elektriciteit en geven zich samen met hun oudere broer William op 24 juli 1917 op als vrijwilliger het Royal Flying Corps (RFC) voor de duur van de oorlog. Ze volgen alle drie hetzelfde curriculum in Engeland en worden tot 2e luitenant benoemd op 25 oktober 1917. De tweelingen slagen als piloot op 26 februari 1918. Ze worden naar Frankrijk gestuurd, waar ze bij het 25 Squadron in Ruisseauville terecht komen. Richard (Reggie) en William zullen de oorlog overleven. Richard werd twee keer neergeschoten en werd krijgsgevangen genomen. William was met ziekteverlof in Engeland wanneer de wapenstilstand inging. Op 1 juli 1918 stijgt George Dobeson met zijn Airco DH4 nummer A8054 op in Ruisseauville. Zijn observator is 2e luitenant John Pilling. Samen stijgen ze op voor een fotografische verkenningsvlucht boven Brugge. Ze worden door luitenant Franz Piechulek van Jasta 56 aangevallen, die hen met zijn Fokker D.VIII rond 09.20 uur neerschiet. Hij mag hierdoor zijn zevende van veertien overwinningen opeisen. Jasta 56 opereerde op dat moment vanuit Rumbeke. Omdat de Engelse vliegeniers niet naar hun basis terugkeren, worden ze als vermist opgegeven. Een maand later wordt dit veranderd naar ‘vermist, verondersteld gesneuveld’. Het duurt nog tot 14 augustus 1918 om hiervan een bevestiging te krijgen via een Franse organisatie die in het neutrale Zwitserland actief is. De ouders worden van het droevige nieuws op de hoogte gebracht, maar meer details komen pas op 14 juni 1919 uit Duitse rapporten.

John Elliot Pilling wordt in Liverpool (Engeland) geboren op 2 juli 1895. Zijn ouderlijk huis is op 21 Marlborough Road, Fullbrook, Liverpool. Hij werkt als bediende. Op 16 juli 1914 tekent hij in voor vier jaar als gewoon soldaat. Vanaf 24 februari 1915 is hij in Frankrijk gestationeerd. Een jaar later krijgt hij er opleidingen voor de bediening van een Lewis mitrailleur, voor het gooien van granaten en bediening van een loopgravenmortier. Eind september 1916 raakt hij gewond en wordt hij gehospitaliseerd omwille van shell shock. Hij keert pas midden december 1916 naar zijn eenheid terug. In de loop van 1917 volgt hij in Engeland een opleiding voor het Royal Flying Corps. Op 20 februari 1918 gaat hij als observator naar 25 Squadron in Villers Bretonneux (Frankrijk). Op 23 mei 1918 wordt hij tot 2e luitenant bevorderd. Samen met George Dobeson wordt hun toestel op 1 juli 1918 neergeschoten. Het stort neer in Ruddervoorde. Beide inzittenden komen om.

In het archief van Heemkundige Kring Ruddervoorde zit tussen andere papieren een klein bruin kaartje waarop staat: ‘M. A. Caerels zag een vliegtuig neerkomen in de Buzeweg in de Bergen, naar het einde van de oorlog, in juli of augustus’. Het betreft waarschijnlijk een nota van Lucien Vermeulen. Marcel Gevaert (afkomstig van Ruddervoorde, woont in Lichtervelde in 2007) herinnerde zich uit zijn jeugd dat hij als vijfjarige eens in een neergestort vliegtuig mocht plaatsnemen. Hij wist de plaats nog precies aan te duiden: vlak voor de hofstede Logghe of Vanhecke, tegenover Groenhovestraat 38, niet ver van de Buizenstraat. Marcel herinnerde zich de toestand van het vliegtuig niet, maar wel dat het met zijn neus naar Torhout gericht lag. Dit betreft zeker het toestel A8054 van Dobeson en Pilling. Het toestel was zwaar beschadigd en Duitse soldaten hadden al kleine souvenirs uit het toestel en van de persoonlijke bezittingen van de inzittenden meegenomen. Het graf van G.E. Dobeson wordt elk jaar met Pinksteren door familie bezocht.

Met dank aan Wim Deneweth voor de research en voor deze tekst.

Beelden: © Patrick Blauwblomme
Datum gebeurtenis:
01/07/1918, 23/05/1918, 01/07/1918
Datum registratie:
28/06/2008
Locatie:
Commonwealth-graven op de gemeentelijke begraafplaats van Ruddervoorde
Adres:
Gemeentelijke begraafplaats
Lengtegraad:
3°12’21.4″E
Breedtegraad:
51°05’45.3″N

FEEDBACK

Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid. Accepteren Lees meer

'Deze Accepteren Lees meer