CWGC Cement House Cemetery

Op CWGC Cement House Cemetery werden een groot aantal Commonwealth gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog (her)begraven en een klein aantal van de Tweede Wereldoorlog. Het dankt zijn naam aan een nabijgelegen boerderij die door de militairen gebruikt en versterkt werd en de bijnaam ‘Cement House’ kreeg. Er rusten 3592 militairen uit de Eerste Wereldoorlog waarvan niet minder dan 2425 niet geïdentificeerde. 14 behoorden tot het Royal Flying Corps of de Royal Air Force. We vinden er ook 22 graven uit de Tweede Wereldoorlog (5 niet geïdentificeerde) waarvan 10 Royal Air Force (2 niet-geïdentificeerde RAF-bemanningsleden en één RAAF). Alle RFC en RAF gesneuvelden die nu begraven zijn op Cement House Cemetery waren oorspronkelijk elders begraven en in de loop der jaren overgebracht naar deze begraafplaats.

Second Lieutenant Louis William Yule (piloot) en Lieutenant George James Burnet (waarnemer) behoorden tot 7 Squadron RFC. Op 26 september 1915 sneuvelden beiden toen hun RAF BE2C serial 1719 crashte, volgens de ene bron werden ze neergeschoten op een verkenningsvlucht en volgens een andere bron hadden ze motorproblemen. Ze werden begraven aan de Duitse kant van het front in Langemark en op 22 oktober 1919 overgebracht naar Cement House Cemetery (graven 13.D.37 en 13.D.38).

Second Lieutenant Norman Gordon-Smith (piloot) en Second Lieutenant Duncan Flower Cunningham-Reid van 12 Squadron RFC escorteerden op 19 december 1915 met hun RAF BE2C serial 2074 een tweede BE2C bemand door Lieutenant Fairbairn (piloot) en Captain E.C. Perrin (waarnemer). Hun verkenningsopdracht bracht hen naar de streek rond Brugge waar ze werden aangevallen door Duitse jachtvliegtuigen. De BE2C van Fairbairn en Perrin kon ontsnappen maar deze van Gordon-Smith en Cunningham-Reid werd neergeschoten op het gehucht Stuivenberge van Oostkamp. De overwinning kwam op de rekening van Leutnant Otto Parschau van Kampfgeschwader 1. 2Lt Gordon-Smith en 2Lt Cunningham-Reid werden begraven op het kerkhof van Oostkamp en op 9 september 1980 herbegraven op Cement House Cemetery. Ze rusten in graven 7A.D.8 en 7A.D.9.

Second Lieutenant Robert Smith Bennie (pilot) en Lieutenant Thomas Arthur Metheral (waarnemer) behoorden tot 45 Squadron RFC. Hun Sopwith 1 ½ Strutter serial A1925 stortte neer op 5 juni 1917 na een luchtgevecht tijdens een verkenningsvlucht. 2Lt Bennie werd begraven op Duitse militaire begraafplaats Ehrenfriedhof No. 49 op Ter Hand (Geluwe) onder de naam Rob S. Benn. Bij de inventarisatie na de oorlog kon men geen militair terugvinden met die naam en dus werd hij begraven als “A Canadian Officer of the Great War”. Door het onderzoek van Dirk Decuypere kon hij geïdentificeerd worden en tijdens een plechtigheid in 2017 kreeg het anoniem graf zijn naam. 2Lt Bennie en Lt Metheral rusten nu in graven 18.C.9 en 18.C.11.

Meer details (in het Engels) over deze gebeurtenissen kunnen gevonden worden op de website van Heemkring Oostkamp

https://www.heemkringoostkamp.be/wp-content/uploads/2022/06/2019_Stratford.pdf

Lieutenant Lindsay Drummond was piloot bij 1 Squadron RFC. Zijn Nieuport 17 serial B1638 werd op de avond van 18 mei 1917 door Duits luchtafweergeschut neergehaald bij een aanval op een Duitse observatieballon op het gehucht Ter Hand. Hij werd door de Duitsers begraven op de Duitse militaire begraafplaats Ehrenfriedhof No. 49 op Ter Hand. Ze registreerden zijn naam echter als Oberleutnant L. Bromont. In 1955 werd zijn graf overgebracht naar Cement House Cemetery maar de naam L. Bromont stond niet op de War Office lijsten en bij de ontgraving werd niets teruggevonden dat tot identificatie kon leiden. Hierdoor kreeg Lt. Drummond enkel de vermelding “A Canadian Officer of the Great War” op zijn grafsteen. In 2017 kon, dank zij de inspanningen van Dirk Decuypere, een naam op zijn headstone gezet worden. Hij rust in gezamenlijk graf 18.C.9-10 (2Lt Bennie). In de CWGC-databank staat hij nog steeds als vermeld op het Arras Flying Services Memorial (geraadpleegd 2 september 2023).

7 Squadron verloor twee DH9s bij een bombardementsopdracht naar Mons op 9 oktober 1918. Eén van deze twee, gevlogen door 2nd Lieutenant Derek Errol Webb (piloot) en 2nd Lieutenant John Harvey Thomson (waarnemer), serial D1107, was het slachtoffer van Leutenant Otto Löffler van Jasta 2. 2Lt Thomson werd oorspronkelijk begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Thulin maar werd op 30 maart 1954 herbegraven op CWGC Cement House Cemetery (graf 18.B.12), zijn piloot, 2Lt Webb, rust nog steeds op de gemeentelijke begraafplaats van Boussu, buurgemeente van Thulin.

Captain Thomas Walter Nash, DFC, was piloot bij 204 Squadron RAF. In de periode van juli tot oktober 1918 behaalde hij acht bevestigde overwinningen. Op 23 oktober 1918 leidde hij een patrouille in de streek van Dendermonde toen ze aangevallen warden door 12 jachtvliegtuigen van Marinefeldjasta 1. 204 Squadron verloor vijf piloten, naast Capt Nash (Camel serial D9608) waren dit Second Lieutenant Geoffrey Sutcliff (Camel serial F3101), Lieutenant Frederick Gordon Bayley DFC (Camel serial E4420), Lieutenant John Orr Osborne (Camel serial D9613) en Sergeant Cecil M Alen-Mahon (Camel serial D8223).  Nash, Sutcliffe en Bayley werden aanvankelijk begraven op het kerkhof van Merendree, deelgemeente van Deinze, maar op 19 juli 1963 herbegraven op Cement House Cemetery (graven 20.A.9, 10 en 8). Lt Osborne is vermist en zijn naam wordt herdacht op het Arras Flying Services Memorial. Sgt Alen-Mahon rust op het kerkhof van Baarle (bij Gent).

Op 30 oktober 1918 voerde 98 Squadron een bombardement uit op Mons. Op de terugweg werden ze aangevallen door vijandelijke jagers die op hun beurt onder vuur genomen werden door de Sopwith Dolphins van 19 Squadron. Ook de boordschutters van 98 Squadron beten van zich af en claimden vijf neergeschoten Fokker D.VIIs. Maar vier bemanningsleden van 98 Squadron werden gedood bij dit gevecht en twee werden krijgsgevangen genomen.

Twee van deze bemanningsleden waren Lieutenant Thomas Walker Sleigh (piloot, soms ook geschreven als Sleight maar Sleigh lijkt de juiste naam) en Lieutenant Ernest Philip William Dyke (waarnemer) in DH.9 serial F6055. Lt Sleigh werd krijgsgevangen genomen; Lt Dyke werd begraven te Thulin maar op 30 maart 1954 herbegraven op Cement House Cemetery (graf 18.B.11).

Second Lieutenant Pybus Cartwright (waarnemer) en Lieutenant Lionel Lifford Kay Straw (piloot) warden neergeschoten tijdens een fotoverkenningsopdracht met DH.9A E9705 van 25 Squadron op 4 november 1918. Blijkbaar werd Lt Straw zwaargewond gevonden in een boom vlakbij de crashplaats ‘Bois d’Aveau’ in Villers-Sire-Nicole (een plaatsje net over de Belgisch-Franse grens). Hij werd krijgsgevangen gemaakt maar overleed blijkbaar toch kort na de crash en werd aanvankelijk begraven in Rouveroy (buurgemeente van Villers-Sire-Nicole aan de Belgische kant van de grens) maar op 24 februari 1953 herbegraven op Cement House Cemetery (graf 17.B.11). 2Lt Cartwright rust op de gemeentelijke begraafplaats van Villers-Sire-Nicole.

Lieutenant Parker Whitley Tucknott Symons, van 4 Squadron Australian Flying Corps, vertrok op 4 november 1918 met Sopwith Snipe E8064, samen met vier andere piloten, als escorte voor de SE.5A van 2 Squadron AFC die met bommen geladen waren. Twee piloten van 4 Sqn AFC keerden korte tijd na het vertrek terug met motorproblemen en zo kwam de patrouille onder de leiding van Lt Symons. Ze werden aangevallen door Jasta 2 (ook genaamd Jasta Boelcke) in de omgeving van Ath. Rittmeister Kark Bolle scoorde die dag vier overwinningen, twee SE.5As (Englefontaine, Frankrijk) en twee Snipes (Tournai en Escanaffles), zijn laatste van 36 overwinningen. Ook Leutenant Ernst Bormann  scoorde een overwinning. Niemand van de drie piloten van 4 Squadron AFC keerde terug, ze waren de laatste Australische piloten om te sneuvelen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Lt Symons werd aanvankelijk begraven op het kerkhof van Russeignies maar op 27 februari 1953 herbegraven op Cement House Cemetery (graf 18.A.9).

Er bestaat blijkbaar verwarring over de correcte datum van de missie waarbij de drie piloten van 4 Squadron AFC het leven lieten: de CWGC-databank vermeld 5 november 1918 voor Symons maar andere bronnen geven de datum als 4 november 1918. Van zijn gezellen, Captain Thomas Charles Richmond Baker (begraven te Escanaffles) en Lieutenant Arthur John Palliser (begraven te Anvaing), staat de eerste in de CWGC-databank als gesneuveld op 4 november 1918 en de tweede op 5 november 1918. Nochtans staat op de lijst van de Britse graven op het kerkhof van Anvaing (bijlage in de CWGC-databank) bij Lt Palliser ‘4 – 11 – 18’.

Op 30 oktober 1918 raakten de Sopwith Dolphins van 19 Squadron RAF slaags met Jasta 27. Vijf piloten keerden niet meer terug naar hun basis onder wie Second Lieutenant Cecil Nicholas Boyd (Dolphin serial E4552). Hij werd het laatst gezien in een luchtgevecht in de omgeving van Mons. Hij was blijkbaar zwaar gewond en overleed aan zijn verwondingen op 5 november 1918. Hij werd begraven op het kerkhof van Jurbise maar op 25 februari 1958 herbegraven op Cement House Cemetery (graf 18.C.29).

Second Lieutenant James Burt van 70 Squadron RAF sneuvelde op 8 november 1918. Zijn Sopwith Camel serial E7161 werd laatst gezien in een luchtgevecht met twee Duitse vliegtuigen. Hij werd aanvankelijk begraven op het kerkhof van Rollegem en op onbekende datum herbegraven in graf 7A.F.1 op Cement House Cemetery. Aan de  beschrijving van zijn graf in de CWGC-databank hangt een verkeerde ‘concentration bijlage: de eerste bijlage verwijst naar de herbegraving van 2Lt Yule en Lt Burnet (geraadpleegd 2 september 2023); de tweede bijlage is correct voor 2Lt Burt.

In de nacht van 11 op 12 mei 1940 crashte Blenheim IV serial L8861 van 18 Squadron te Kanne, op de grens van Nederland en België. De drie bemanningsleden werden aanvankelijk begraven op het gemeentelijke kerkhof van Kanne: F/O Charlie Bellis (39847), Sgt Horace D. Welch (565950), LAC Kenneth Parry (550953). In 1964 werden ze overgebracht naar Cement House Cemetery.

Flight Lieutenant Edward George Winning van 213 Squadron RAF werd neergeschoten in een luchtgevecht op 28 mei 1940. Zijn Hurricane P3354 (AK-E) viel te Heist-aan-Zee waar hij ook begraven werd. In oktober 1965 werd hij herbegraven op Cement House Cemetery (graf 21.A.12).

Op 16 juli 1940 ging nogmaals een Blenheim IV van 18 Squadron verloren: serial P6933 werd neergeschoten NE van Brugge door Fw Georg Kiening van 6./JG 54 en kwam neer in de Scheldemonding op 10 km NW van Vlissingen, Nederland. Piloot Sgt Anthony St.J. Bunker werd aanvankelijk begraven te Heist-aan-Zee maar later overgebracht naar Cement House Cemetery; de twee andere bemanningsleden, Sgt P.R. Harris en Sgt J.F. Hatch, zijn begraven te Vlissingen in Nederland.

In de nacht van 31 mei op 1 juni 1944 was de bemanning van Stirling III serial LJ501/OJ-H van 149 Squadron bezig met mijnen te leggen voor de kust van Knokke. Wat er met de bommenwerper gebeurde is niet bekend maar het toestel belandde in zee ergens voor Zeebrugge of de Nederlandse kust. De piloot kon zich redden en werd krijgsgevangen genomen. In de daaropvolgende dagen spoelden de lichamen van sommige bemanningsleden aan op verschillende plaatsen langs de Belgische en Nederlandse kust. De bemanning bestond uit: F/S Harold V. Cutts (pow), Sgt Frank Cartwright (+, herdacht op het Runnymede Memorial), Sgt Sydney Dickinson (+, begraven in Vlissingen), Sgt Ernest R. Searles (+, begraven te Klemskerke, later overgebracht naar Adegem), Sgt Frederick C. Pallett (+, herdacht op het Runnymede Memorial), Sgt John R. McWade RCAF (+, begraven te Heist-aan-Zee, later overgebracht naar Cement House Cemetery), F/S John Hodgkins (+, herdacht op het Runnymede Memorial).

In de nacht van 5 op 6 juni 1942 botste Stirling I R9314/OJ-T van 149 Squadron in vlucht met de Bf 110 van 6./NJG 1 gevlogen door Oblt Heinrich Petersen. Door de botsing scheurde de staartkoepel van de Stirling en deze viel te Rijkevorsel. In de staartkoepel kwam Sgt Keith Roderick om het leven. Hij werd begraven op het kerkhof van Rijkevorsel maar op 27 april 1967 herbegraven op Cement House Cemetery (graf 17.B.5). De beschadigde Stirling kon nog even in de lucht blijven alvorens een noodlanding te maken in zee voor de Belgische kust waar de rest van de bemanning opgepikt kon worden door de RAF snelle reddingsboot HSL.127.

Beelden: © Luc Wittemans 27/07/2023
Datum registratie:
16/10/2006
Locatie:
CWGC Cement House Cemetery
Adres:
CWGC Cement House Cemetry, Boezingestraat, Langemark-Poelkapelle
Lengtegraad:
2°54’25.1″E
Breedtegraad:
50°54’18.0″N

FEEDBACK

Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid. Accepteren Lees meer

'Deze Accepteren Lees meer