Net zoals de Commonwealth heeft Frankrijk ook enkele grote militaire begraafplaatsen op Belgisch grondgebied ingericht. Er werden zowel Franse militairen van de Eerste als van de Tweede Wereldoorlog begraven. Het verschil met de Commonwealth begraafplaatsen is dat Franse nabestaanden de keuze hadden om hun familielid te laten repatriëren naar hun geboorte- of woonplaats. Op de Franse militaire begraafplaats van Chastre-Villeroux-Blanmont werden 1030 gesneuvelden begraven, 179 uit de Eerste Wereldoorlog en 851 uit de Tweede Wereldoorlog. Uit deze laatste periode werden vier gesneuvelden van het Armée de l’Air begraven.
Groupe Aérien d’Observation – GAO 552 was gebaseerd op het vliegveld van Saint-Omer Wizernes op 10 mei 1940. De groep werkte voor het 7e Franse Leger dat ingeval van een Duitse aanval op België en Nederland moest oprukken door België naar Nederland om het Nederlandse leger te ondersteunen. Op 13 mei 1940 werd de bemanning bestaande uit Adjudant-Chef Jean Lux, piloot, Luitenant Paul Colpin, waarnemer, en Adjudant Robert Sacquepée, boordschutter, uitgestuurd met Potez 63-11 no 689 voor een waarnemingsopdracht boven Nederland. Boven Noord-Brabant werd het vliegtuig geraakt door luchtafweer waarna het terugkeerde en probeerde het hulpvliegveld van Nieuwerkerken-Waas te bereiken. Maar de aangerichte schade was van dien aard dat het op 3 kilometer van het vliegveld crashte waarbij de drie bemanningsleden om het leven kwamen. Mogelijk werden ze aanvankelijk in Sint-Niklaas begraven waar er op de begraafplaats Tereken een gedenkteken voor hen is opgericht.
Jean Joseph Henri Lux, geboren te Verdun-sur-Meuse (dept. Meuse) op 16 augustus 1905, rust in graf nummer 81 op de Franse militaire begraafplaats van Chastre-Villeroux-Blanmont.
Paul Colpin is herdacht op het monument voor de gesneuvelden van Busigny (Noord-Frankrijk) en met een straatnaam (Rue du Lieutenant Colpin) in dezelfde gemeente.
Robert Eugène Alphonse Sacquepée, geboren te Hussigny-Godbrange (dept. Meurthe-et-Moselle) op 2 augustus 1912, is herdacht op het monument van de gesneuvelden 1940-1945 van Hussigny-Godbrange.
De laatste rustplaats van Luitenant Colpin en Adjudant Sacquepée is niet gekend maar waarschijnlijk werden ze op vraag van hun nabestaanden naar hun geboorte- of woonplaats overgebracht.
Sgt-Chef Jacques Hemery van GC II/10 werd op 14 mei 1940 neergeschoten in een luchtgevecht met Messerschmitt Bf 109s van Stab I./JG 3 en 3./JG 3. Zijn Bloch 152 no 374 stortte neer te Merbes-Sainte-Marie waar hij oorspronkelijk ook begraven werd. Na de oorlog is hij overgebracht naar de Franse militaire begraafplaats van Chastre (graf 155).
Bij de Duitse invasie op 10 mei 1940 werd o.a. de 1e (Franse) Division Cuirassée de Reserve (een tankdivisie) naar België gezonden. Op 15 mei 1940 leverden ze slag tegen de Duitse panzers in de omgeving van Florennes. Om hen te ondersteunen met de nodige informatie over de Duitse posities, werd een verkenningsvlucht gevraagd door een Potez 63-11 van GR II/52 met basis Couvron. Als escorte kreeg deze Potez negen Dewoitine D.520 van GC I/3 mee (basis Wez-Thuisy). Ten zuiden van Florennes werden ze aangevallen door Messerschmitt Bf 109 jagers van 2./JG 77 en 6./JG 52. Er vallen drie slachtoffers: Sgt André Paul Bellefin (D.520 no 98) en Sgt Lucien Rigalleau (D.520 no 94) werden allebei geraakt en stortten neer, de vliegtuigen branden volledig uit en beide piloten kwamen om het leven. Bellefin komt neer in het ‘bois de Belvaux’ te Soulme en Rigalleau te Lantenne. Ze werden door de Duitsers ter plaatse begraven en na de oorlog overgebracht naar de Franse militaire begraafplaats van Chastre (graven 383 en 393). Het derde slachtoffer was Sgt-Chef Antonin Combette maakte een noodlanding te Gochenée en werd krijgsgevangen gemaakt.
