Op zondag 21 mei 1944 veranderde Marloie (Marche-en-Famenne) in een ruïne na een geallieerde luchtaanval.
Marloie is een kleine Waalse gemeente in de provincie Luxemburg. Marloie is een ook een belangrijk spoorwegknooppunt tussen Brussel, Luxemburg en Luik.
In mei 1944 meldde een Belgische inlichtingenofficier van Athos (een onderafdeling van inlichtingennetwerk Zero) de aankomst in Marloie van een goederentrein geladen met 250.000 liter brandstof, bedoeld om vrachtwagens bij te tanken bij de bouw van een belangrijk munitiedepot in de Ardense bossen. Deze informatie werd onmiddellijk via radio naar Londen verzonden. Het resultaat was de planning van een luchtaanval op dit doelwit door de RAF, die zou plaatsgrijpen op zondag 21 mei 1944.
In dit station bevond zich ook een goederentrein die door de inlichtingsagenten niet geïdentificeerd werd, maar die eigenlijk munitie transporteerde. Duitsland begon te wankelen onder de rake klappen van de geallieerden. De bezetter werd nerveus en was geïrriteerd door de onophoudelijke luchtaanvallen. De herhaalde sabotagedaden van het verzet en het vermoeden van een geallieerde invasie in Frankrijk eisten hun tol. Uit voorzorg evacueerde het Duitse leger zijn munitie richting thuisfront, en bouwde een belangrijk depot in de bossen nabij Nassogne. Wekenlang pendelden dagelijks tientallen Duitse vrachtwagens vol munitie tussen het Station de Marloie en Nassogne.
En zo arriveerde in Marloie op die zondag 21 mei, rond twee uur ’s nachts, een treinstel van 30 wagons geladen met 450 ton explosieven. De sabotage-activiteiten van het verzet tegen locomotieven en spoorweginstallaties hadden als bijkomend resultaat dat heel wat treinstellen noodgedwongen opstoppingen veroorzaakten in diverse stations. Dat was ook in Marloie het geval waar verschillende treinstellen ‘gestrand’ waren.
In voorbereiding van de invasie in Normandië hadden de geallieerden op 20 mei 1944 groen licht gegeven voor de operatie ‘Chatanooga Choo Choo!’ Voortaan zouden gevechtsvliegtuigen aanvallen op grote schaal uitvoeren op alle rijdende of stilstaande treinen in Duitsland, Frankrijk, België, Nederland en geheel bezet Nord-West. Zo werden in de weken die volgden zowat 475 locomotieven en spoorweginstallaties op 150 verschillende plaatsen vernield of zwaar beschadigd door jachtvliegtuigen. Deze operaties veronderstelden een goede training te zijn voor gevechtspiloten bij het aanvallen van gronddoelen, een vaardigheid die ze na de invasie zouden moeten aanwenden. Deze aanvallen resulteerden in enorme verstoringen van het vijandelijke transport en hadden een zwaar psychologisch effect op het spoorwegpersoneel.
Net op zondag 21 mei greep de eerste dergelijke operatie plaats met meer dan 700 jager-bommenwerpers boven Noord-Frankrijk en België, en 500 toestellen boven Duitsland.
36 Fighter Group (behorend tot 9 USAF) had als doelwit voor die dag de spoorinfrastructuur te Metz-Longwy (Frankrijk). Na uitvoering van de opdracht, en al op terugweg naar hun basis in Ashford (Engeland), vlogen de P-47D Thunderbolts van het 53rd Squadron kort voor de middag boven Marloie (hun ’target of opportunity’). Omdat er nog munitie over bleef besloot de leider van het Squadron de boordwapens leeg te schieten op deze treinstellen.
De Commanding Officer (CO) van het 53rd Squadron, Major Richard T. Deabler, dook samen met zijn wingman, 1Lt Jack W. Crow, naar beneden, en vuurde een kort salvo af vanop lage hoogte. Een enorme explosie deed zich voor waarbij vuur en brokstukken tot 1.000 meter hoog opgeworpen werden en meer dan een kilometer in het rond vlogen. Major Deabler en zijn wingman konden niet meer uitwijken en vlogen op zowat 300 meter hoogte dwars deze hel heen.
Lt Crow stelde vast dat Deabler’s vliegtuig in brand was gevlogen en adviseerde hem om snel te parachuteren. In zijn verklaring merkte hij op dat Deabler wel degelijk te kennen heeft gegeven dat hij zijn vliegtuig zou verlaten. Hij zag hoe de piloot zijn arm ophief om de cockpit te openen, maar tegelijkertijd draaide het vliegtuig zich om in een spiraalbeweging en crashte. Lt Crow cirkelde nog een paar keer over het wrak en verklaarde dat hij de piloot niet meer had waargenomen. Majoor Deabler was er duidelijk niet meer in geslaagd om te springen en werd gedood in zijn vliegtuig.
De crash gebeurde tussen de gemeentes Gougnies en Wiemme, ongeveer tien kilometer ten zuidoosten van Charleroi.
Major Richard Thruston Deabler, O-432232, was 24 jaar toen hij stierf aan boord van zijn jager-bommenwerper Republic P47D-22RE Thunderbolt 42-25886. Hij was afkomstig van New-York, en gehuwd met Emily Stuart-Maurice (°1921, †1994). Deabler zou eerst begraven zijn op de gemeentelijke begraafplaats van Gougnies (zie database), nu rust hij op het Netherlands American Cemetery (Margraten, NL), sector F, lijn 3, valt naar 26.
Het is dus duidelijk dat Deabler tijdens zijn aanval deze munitietrein getroffen had en daarmee een kettingreactie veroorzaakt heeft die terzelfdertijd ook de brandstoftrein mee deed ontploffen.
Op het ogenblik dat de parochianen van het dorp de zondagsmis verlieten en huiswaarts keerden op een zonnige lentedag barste de hel in alle hevigheid los. Deze uitzonderlijk krachtige explosie verwoestte niet alleen het hele gebied van het station, maar een groot deel van het dorp Marloie werd eveneens van de kaart geveegd. Marloie telde 41 dodelijke slachtoffers (34 dorpelingen, 5 niet-inwoners en 2 Duitse soldaten) en meer dan 500 gewonden waaronder een honderdtal die erg zwaar gewond of verminkt waren. De kerk, de dorpsschool, de pastorij, … en 75 woonhuizen waren totaal vernield. Nog eens bijna 200 gebouwen waren onbewoonbaar geworden. Zelfs in de naburige dorpen hadden de enorme luchtverplaatsing en rondvliegende brokstukken schade veroorzaakt.
Nagenoeg het volledig architectonisch patrimonium van Marloie werd weggeveegd. Meer dan de helft van de gebouwen van vóór de oorlog bestaan niet meer. Het dorp Marloie werd quasi volledig herbouwd, en ziet er in tegenstelling tot de meeste rustieke Ardense dorpen vrij modern uit.
Met dank aan Rik Verhelle voor deze tekst en foto’s.