Ieper, 24 augustus 2008. De Oorlogsgravencommissie van het Gemenebest (Commonwealth War Graves Commission, CWGC) coördineert de zorg voor alle militaire gesneuvelden van het Gemenebest, dus niet alleen voor Britten maar ook voor Australiërs, Canadezen, Indiërs, Nieuw-Zeelanders en Zuid-Afrikanen. Het hoofdkantoor is in Maidenhead (Berkshire, Groot-Brittannië). In de Elverdingestraat in Ieper bevindt zich het kantoor voor de regio Noord-Europa. Aan de receptie staan heel wat informatiefolders over de CWGC. Ik voel hier de Britse sfeer, inclusief collectebussen en de geur van thee. Onderzoekers kunnen hier terecht met hun vragen. Philip Noakes, Director Northern Europe Area van de Commonwealth War Graves Commission, ontvangt ons in zijn bureau.
Een voorbereidend gesprek met Christine Connerty-Ketels (Administration Supervisor) en Chris Farrell (Administration and Human Resources Manager). |
Ontstaan
In de 19de eeuw werden soldaten vaak begraven in massagraven op de plaats waar ze sneuvelden. Eigenlijk was hun leven geen cent waard. Uit vrees voor epidemieën wou men de doden vlug begraven. Men vreesde de publieke opinie indien duizenden lijkkisten zouden overgebracht worden naar het thuisland. Officieren werden doorgaans wel overgebracht, die kregen vaak een individueel praalgraf. Maar ook de gewone soldaten begonnen hun gesneuvelde broeders meer apart te begraven en hun sobere graven te versieren, vooral in de buurt van de hulpposten. Tegen het einde van 1915 keurde de Franse overheid een wet goed om de doden individueel te begraven.
Directeur Noakes met zijn stafmedewerkers. In het kantoor werken een twintigtal personeelsleden. Er staan ook 148 tuinmannen op de loonlijst waarvan een honderdtal in België. Naast de tuinmannen werken in België ook een dertigtal arbeiders in de bouwafdeling, voornamelijk steenkappers. |
Notities van een redacteur
Fabian Arthur Goulstone Ware, een voormalig Brits krantenredacteur, begon begin 1915 bijzonderheden te noteren over de graven en hun exacte locaties. In september 1914 was hij in Frankrijk aangekomen als bevelhebber van een mobiele post van het Britse Rode Kruis. Dankzij Ware geraakte het Britse Ministerie van Oorlog (War Office) overtuigd van de noodzaak om graven op een deskundige manier te gaan beheren, al was het maar om het moraal van de troepen wat op te krikken of te zorgen voor de gemoedsrust van de nabestaanden. Op 2 maart 1915 ontstond de Graves Registration Commission, eerst als onderdeel van het Rode Kruis en later van het leger. Op 21 mei 1917 werd de Imperial War Graves Commission opgericht, op 1 april 1960 veranderde de naam in Commonwealth War Graves Commission.
Aan het einde van de Groote Oorlog was Fabian Generaal-Majoor en de man werd ook geridderd. Net zoals in de Eerste Wereldoorlog heeft Sir Fabian Ware ook in de Tweede Wereldoorlog vol overtuiging gewerkt voor “zijn” Commission. Hij overleed thuis in Amberly (Gloucestershire) op 20 april 1949 en kreeg een witte CWGC-zerk (headstone) op de lokale Holy Trinity Churchyard.
Grondslag
De Commissie registreerde 1.695.011 gesneuvelden in 149 landen, waarvan 204.805 in België (cijfers jaarverslag 2006-2007). Naast de geïdentificeerde graven en personen waarvan de naam geëerd wordt op een gedenkteken, zijn er ook nog de 211.984 niet-geïdentificeerde gesneuvelden uit het Gemenebest. Door de luchtoorlog vielen in de Tweede Wereldoorlog meer burgerlijke slachtoffers, hun namen (nu al 67.071) registreerde de Commission op de Civilian War Dead Roll of Honour bij de St.George’s Chapel in Westminster Abbey (London.)
De basisbeginselen blijven onaangeroerd : elk slachtoffer moet met naam herdacht worden op een grafsteen of een gedenkteken, grafzerken en gedenktekens moeten blijvend zijn, grafzerken zijn gelijkvormig en er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van graad, nationaliteit of religie. Indien de stoffelijke resten van vliegtuigbemanningen niet afzonderlijk kunnen geïdentificeerd worden, kan afgeweken worden van deze basisregel. In plaats van een individuele grafsteen worden dan verschillende namen in een headstone gegraveerd of de stenen worden korter bij mekaar geplaatst.
Ook in België liggen tussen de gesneuvelden honderden piloten en vliegtuigbemanningen die hun leven gaven voor onze vrijheid. Voor de Groote Oorlog tel ik 796 geïdentificeerde CWGC-graven op 126 begraafplaatsen, voor de Tweede Wereldoorlog zijn dat 3100 graven op 158 begraafplaatsen. In deze cijfers is ook het grondpersoneel van de luchtmachten inbegrepen. Militairen die tijdelijk gedetacheerd werden van bv. landmacht naar luchtmacht werden opgenomen in de verliezen van de grondstrijdkrachten.
Philip Noakes
Philip Noakes, Director Northern Europe Area van de CWGC in Ieper. |
In zeer zeldzame gevallen worden op de CWGC-begraafplaatsen ook mensen begraven die niet zijn omgekomen tijdens de wereldoorlogen. A.W.L. Speed was een personeelslid van de CWGC . Hij overleed op 15 april 1968 en ligt begraven op het Schoonselhof (perk 4, rij IVA, B30). |
HF : Wat de bezoeker van een CWGC-begraafplaats eerst opvalt zijn natuurlijk de rijen witte zerken.
Philip Noakes :
Als je een begraafplaats betreedt zijn de eerste blikvangers inderdaad de witte grafzerken of headstones. In landen waar een groot risico is op aardbevingen worden de zerken soms door een liggende plaat op een voetstuk vervangen. Voor de grafstenen wordt vooral Portlandsteen gebruikt, afkomstig van de Engelse Zuidkust. De steen is vrij kwetsbaar, toch wordt 85 percent van de headstones nog uit Portlandsteen gemaakt. De headstones worden in het Franse Arras machinaal gegraveerd. Een team van steenkappers pakt nu eerst de begraafplaatsen van de Eerste Wereldoorlog aan, de inscripties beginnen te vervagen en moeten dus opnieuw gegraveerd worden. Daarmee zijn de restauratieteams zo’n 30 jaar bezig. Twee jaar geleden zijn ze begonnen. In België zijn de begraafplaatsen van Wytschaete en Essex Farm voltooid, de graveerploeg werkt nu op Tyne Cot Cemetery. Ook stenen muren rond de begraafplaatsen hebben na al die jaren onderhoud nodig.
Hangar Flying keek met veel bewondering naar de tuiniers die zorgen voor het minutieuze onderhoud van de begraafplaatsen. We volgden een ploeg op twee ereperken. Tuinier Peter Vandenbosch was een van de mannen met groene vingers op het Heverlee War Cemetery. |
HF : De beplanting is duidelijk een goed bestudeerd onderdeel van de begraafplaats.
Philip Noakes :
De tuiniers maken van de begraafplaatsen een plaats waar het aangenaam vertoeven is en die de bezoekers doen denken aan het thuisland. Vroeger werd alle beplanting ingevoerd uit Groot-Brittannië. Nu komen de bloemen en plantjes vanuit Nederland of België. De boompjes worden geïmporteerd uit Nederland. Om de administratieve medewerkers beter de problemen van het veldwerk te doen verstaan kregen ze al eens de gelegenheid om een dagje mee te lopen met een onderhoudsploeg, een erg nuttige ervaring (Administration Supervisor Christine Connerty bevestigt dit erg overtuigend !) Heel zelden is er wel eens een opmerking over wat onkruid in de buurt van een grafsteen of een vraag waarom bij de ene headstone een plantje staat en bij de andere niet.
Pieter Vandenbroucke, maait het gras op het Adegem Canadian War Cemetery te Maldegem. De gronden voor de begraafplaatsen werden door de Belgische staat eeuwig ter beschikking gesteld van de Commissie. |
HF : Komt er geen kritiek op de enorme kosten voor aanleg en onderhoud?
Philip Noakes :
Eigenlijk komen er nooit opmerkingen over de kost van de oorlogsgravencommissie. Uitgerekend per graf is de kostprijs trouwens relatief bescheiden. Er zijn zes grote donoren: Australië, Canada, India, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk. De bijdrage van deze partnerlanden wordt geïnd in verhouding met hun eigen slachtoffers. Ongeveer 75% van de kosten worden gedragen door het Verenigd Koninkrijk.
De CWGC heeft een eigen website (www.cwgc.org) waarop informatie over overleden militairen en de precieze, genummerde locatie van het graf kan opgevraagd worden. |
HF : Het verschil in godsdienstige overtuigingen moet jullie toch parten spelen?
Philip Noakes :
Problemen met religies zijn er vrijwel nooit. Vroeger werd er wel eens een apart hoekje voorzien voor moslims, dat is nu niet meer het geval. Ze worden niet in de buurt van het herdenkingskruis begraven, de schaduw van het kruis mag niet op hun graven vallen. Problemen met vandalisme zijn er in België zeer zelden. Op de Menenpoort hebben we eens een probleem met graffiti gehad. Dat werd vlug opgelost door er bewakingscamera’s te plaatsen.
Moslimgraf op Kemmel Chateau Military Cemetery. |
HF : Is de CWG niet erg conservatief wat het ontwerp van de begraafplaatsen betreft?
Philip Noakes :
Conservatief? Zeker niet ! In de beginjaren werden de grondbeginselen neergepend voor de werkzaamheden van de Commissie. Zowel in het Britse Lagerhuis als bij de gewone bevolking ontstonden heftige discussies. De ideeën van de drie eminente architecten –Sir Edwin Lutyens, Sir Herbert Baker en Sir Reginald Blomfield- waren soms erg controversieel. Het idee dat alle gesneuvelden op eenzelfde manier moesten herdacht worden was revolutionair. Ook het ontwerp van een neutrale grafsteen die voor de gesneuvelden van alle religies kon gebruikt worden, veroorzaakte nogal wat deining. Maar gelukkig wist de Commissie de tegenstanders te overtuigen
Ook het werken met grote grasperken was ronduit revolutionair. De traditionele grafheuvels werden geëffend en er werd een vlak grasveld aangelegd.
De grafstenen zijn rechthoekig met een afgeronde bovenkant, ze hebben allemaal precies dezelfde afmetingen. Op de CWGC-begraafplaatsen rusten vele niet-geïdentificeerde bemanningsleden, ook zij krijgen een headstone. Tuinier Jeff Cavell aan het werk op het Adegem Canadian War Cemetery. |
HF : Het moet een ontzaglijk werk geweest zijn om zo’n groot aantal gesneuvelden op een eenvormige manier te gaan begraven.
Philip Noakes :
Je kan je moeilijk inbeelden welke gigantische opdracht de Commissie na de Eerste Wereldoorlog moest volbrengen. Over meer dan honderd landen telde het Imperium meer dan één miljoen gesneuvelden. Vooral toen was de kost voor de aanleg van de begraafplaatsen gigantisch hoog. Alle materiaal moest van Groot-Brittannië komen. Tussen 1923 en 1938 werden heel wat grote monumenten gebouwd om de niet geïdentificeerde doden te eren, denk maar aan de Thiepval Memorial in Frankrijk waar de namen opstaan van meer dan 75.000 slachtoffers van de slag aan de Somme. Meer dan 500.000 headstones waren nodig en miljoenen planten moesten de begraafplaatsen een huiselijk karakter geven. In 1938 waren de begraafplaatsen van de Groote Oorlog zo goed als klaar, wat later brak een nieuw wereldconflict uit. De begraafplaatsen van de Tweede Wereldoorlog zijn a.h.w. kopieën van deze van de Grote Oorlog. Headstones van de Eerste Wereldoorlog staan doorgaans korter bij elkaar. In de tweede wereldoorlog was de slachting minder massaal, je krijgt daardoor meer ruimte tussen de graven.
De graskanten van het Heverlee War Cemetery worden door tuinier Roel Tobback machinaal geknipt. |
HF : Ik zie dat sommige gesneuvelden een headstone krijgen alhoewel ze na het officieel beëindigen van de conflicten zijn overleden.
Philip Noakes :
Gesneuvelden krijgen headstones, zelfs als ze niet omkwamen tussen 1914-1918 en 1939-1945. Sommige militairen overleden bv. na de vijandigheden aan de opgelopen verwondingen. Voor de Eerste Wereldoorlog hanteren we de periode van 4 augustus 1914 tot en met 31 augustus 1921, voor de Tweede Wereldoorlog geldt de periode van 3 september 1939 tot 31 december 1947. Sommigen krijgen een headstone op een familiebegraafplaats. Private graven worden toch geregistreerd, zelfs als ze geen headstone willen.
Tuinier Alex Ruyts bij het offerkruis in kalksteen (Heverlee War Cemetery). Het is versierd met een bronzen zwaard en het rust op een achthoekige plint. Het Cross of Sacrifice is een ontwerp van Sir Reginald Blomfield. |
HF : Worden alle graven door eigen personeel onderhouden?
Philip Noakes :
De meeste begraafplaatsen worden onderhouden door personeel van de Commissie. Het onderhoud van de graven op gemeentelijke begraafplaatsen wordt dikwijls overgelaten aan de lokale gemeentebesturen. Er werden ook afspraken gemaakt met het Belgische Ministerie van Defensie. In ruil voor hun hulp in België zorgen wij in Groot-Brittannië voor de graven van Belgische militairen. Het Belgische Ministerie van Defensie inspecteert jaarlijks de graven. Indien er problemen zouden zijn, worden die besproken met de lokale overheid. De CWGC draagt de kost voor het plaatsen van nieuwe headstones en ook de aanleg van de tuin.
Er is zeer veel handenarbeid nodig om alles netjes te onderhouden. De verantwoordelijke van de tuiniers, Mark Heaysman, op het Heverlee War Cemetery. |
HF : Er worden nog altijd lichamen geborgen. Wat gebeurt daarmee?
Philip Noakes :
Lichamen die nu nog gevonden worden zijn meestal niet geïdentificeerd. In het geval van zo’n vondst wordt de federale politie geïnformeerd en het Ministerie van Defensie. Het lichaam wordt door hen tijdelijk bewaard in Houthulst. Als het een Commonwealth-slachtoffer betreft wordt het overgedragen aan de CWGC. De overledene wordt dan zo kort mogelijk begraven bij de plaats waar hij gevonden werd.
Sinds de Falklandoorlog veranderde de politiek. De overledenen worden niet noodzakelijk begraven waar ze sneuvelden, ze kunnen ook overgebracht worden naar hun thuisland. In de Eerste of Tweede Wereldoorlog zou zo’n politiek het moraal van de troepen of het thuisland erg beïnvloed hebben. Nu realiseerde de bevolking zich pas achteraf hoe groot de slachting wel was geweest.
De hedendaagse DNA-analyses scheppen natuurlijk heel wat mogelijkheden wat identificatie betreft. Van sommige nationaliteiten kunnen we de nazaten van de overledenen vrij gemakkelijk opsporen. Australische families zijn bijvoorbeeld erg honkvast, het nageslacht van de gesneuvelden is dan ook vrij gemakkelijk te traceren.
Op vele begraafplaatsen vinden we een kastje, afgesloten met een bronzen deurtje. Daarachter ligt een grafregister en soms een bezoekersregister (Abeele Aerodrome Military Cemetry, Poperinge). |
HF : Heeft de jeugd nog een boodschap aan deze begraafplaatsen? De huidige generaties zijn niet meer betrokken geweest in een bloedig wereldconflict.
Philip Noakes :
We proberen de jeugd aan te spreken en dat lijkt aardig te lukken. Juist omdat ze niet gestreden hebben in beide wereldoorlogen moeten we ze tonen welk onheil hier heeft plaats gevonden en hoe jonge mensen hebben gestreden voor de huidige welvaart. Weet je dat de overgrote meerderheid van de oorlogsslachtoffers zijn of haar 26ste verjaardag niet haalde? Volgens mij vervaagt de interesse van de jongeren zeker niet, de oorlogskerkhoven krijgen trouwens meer bezoekers dan 10 jaar geleden. De begraafplaatsen en monumenten vormen belangrijke getuigenissen voor de jonge generaties. Het Tyne Cot Cemetery en de Menenpoort zijn de grote publiekstrekkers en er komen steeds meer jongeren op bezoek. 70% van de bezoekers zijn Britten, ook van Australië en Nieuw-Zeeland mogen we meer bezoekers verwelkomen.
De witte gedenksteen (Stone of Remembrance), is een ontwerp van Sir Edwin Lutyens. In de steen is een tekst uit het boek Ecclesiasticus gegraveerd : “Their name liveth for evermore” (hun namen zullen eeuwig leven). Ook deze steen siert vooral de grotere begraafplaatsen (Ypres Town Cemetery Extension, Ieper). |
HF : Worden de CWGC-begraafplaatsen internationaal erkend als monument?
Philip Noakes :
De slagvelden van weleer zijn eigenlijk goed bewaard gebleven, er wordt gelukkig weinig op gebouwd. De kans bestaat dat de oorlogsbegraafplaatsen als werelderfgoed beschermd zullen worden door de Unesco. Mensen van vele nationaliteiten hebben op Europese slagvelden hun leven verloren. Een tijd geleden bezocht ik het Zehrensdorf Indian War Cemetery, dat ligt 40 kilometer ten zuiden van Berlijn. Hier liggen 206 Indiërs die tijdens de Eerste Wereldoorlog in deze buurt overleden in een krijgsgevangenenkamp. Enkel omwille van de Groote Oorlog vertrokken ze uit hun dorpen, in vredestijd zou deze klasse zijn dorp nooit verlaten hebben. Ook hier in Vlaanderen zijn militairen van vele nationaliteiten gesneuveld, duizenden kilometers van hun geliefde vaderland, in een voor hen totaal onbekende streek. De herinnering aan al die gesneuvelden, wat ook hun afkomst of religie was, zal dankzij die witte zerken en de Commissie, nooit verloren gaan.
Frans Van Humbeek
Foto’s : Paul Van Caesbroeck
Dank aan Philip Noakes, Chris Farrell, Christine Connerty-Ketels en alle CWGC-medewerkers van Ieper.