5 juli 2009. Vandaag volgde Hangar Flying de berging van een Spitfire in Beveren-aan-de-IJzer, een deelgemeente van Alveringem, in de Westhoek, tussen Veurne en Poperinge. Het was de eerste bergingsoperatie na de ondertekening van een protocol tussen luchtvaartarcheologen en de Vlaamse gemeenschap.
Protocol van Knokke
In het For Freedom Museum (www.forfreedommuseum.be) in Knokke-Heist werd op 29 juni 2009 een protocol voor luchtvaartarcheologie in Vlaanderen ondertekend. Het wil een samenwerking tot stand brengen tussen het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vlaanderen (Agentschap R-O Vlaanderen) en enkele verenigingen die zich toeleggen op onderzoek naar crashlocaties uit de beide wereldoorlogen. Het protocol, dat mits onderling overleg nog kan aangepast worden, biedt een beheersmatig en juridisch kader voor de Vlaamse luchtvaartarcheologen.
Aan de kant van de luchtvaartarcheologen werd het protocol ondertekend door BAHAAT, Huyghe-Decuypere, de Planehunters, Poelcapelle 1917 Association en Aloïs & David Stuelen. In het akkoord staan o.a. duidelijke richtlijnen wat betreft veiligheid, prospectie, organisatie van het werkterrein, conservering en nazorg. Hoewel een gedragscode zich al jaren opdringt stellen verschillende onafhankelijke bergers zich terecht de vraag of zij bij toekomstige opgravingen niet uit de boot gaan vallen. Enkele pioniers van het bergingswerk kijken angstvallig uit of er voor hun organisaties nog wel een toekomst is weggelegd.
Bergingsgroep van de Westhoek
De berging in Alveringem gebeurde door de West-Vlaamse groep Huyghe-Decuypere (sites.google.com/site/grouphude). Wim Huyghe en Dirk Decuypere organiseerden reeds op 29 juni 1997 hun eerste berging, de opgraving van Spitfire Mk.Vb BM261 van Sergeant Karel Pavlík. Het toestel van het 313 Sqn RAF crashte op 5 mei 1942 in de flank van de Kemmelberg, op de grens Loker-Dranouter. Op 28 augustus 1999 werd op de plaats van de crash een sierlijk monument onthuld.
Dirk Decuypere (links) en Wim Huyghe (midden), initiatiefnemers van deze berging en experts van de luchtoorlog boven West-Vlaanderen. |
Voor de groep van Wim en Dirk startte op zondagmorgen 5 juli 2009 hun zevende berging. Alhoewel ze zich voor luchtvaart in het algemeen interesseren, spitst hun onderzoek zich vooral toe op de crashsites in West-Vlaanderen. Net zoals vandaag konden ze altijd rekenen op een enthousiaste groep van een twintigtal helpers en op hun vertrouwde kraanman Patrick Doom. Enkele verenigingen voor luchtvaartarcheologie werden uitgenodigd om de werkzaamheden te volgen. Ook uit de buurt kwamen tientallen belangstellenden naar de werkzaamheden kijken, ieder met zijn eigen boeiend verhaal.
Comète redde de piloot
Op zondag 19 september 1943 escorteerden Spitfires van 41 en 91 Sqn RAF een zeventigtal Amerikaanse bommenwerpers die het vliegveld van Lille-Nord (Bondues) gingen bombarderen. De formatie werd aangevallen door Duitse jagers. Een Messerschmitt werd neergehaald, beide RAF-smaldelen verloren een Spitfire. De Spitfire van 41 Sqn crashte in de IJzervlakte langs de Lindestraat in Beveren-aan-de-IJzer. De Australische piloot, Flight Sergeant Stan May, kon het toestel tijdig met zijn valscherm verlaten. Hij liep naar zijn vliegtuig om het in brand te steken. Omdat hij het al half verzonken in de bodem aantrof, omringd door heel wat geïnteresseerden, besloot hij om het ongemoeid te laten.
Dankzij André Waeles, die op dat moment in de IJzer aan het vissen was, kon hij uit Duitse handen blijven. Via de ontsnappingslijn Comète keerde de piloot terug naar Engeland. André werd verklikt en gedeporteerd naar Duitsland. Hij overleefde de deportatie. In 1975 kwam Stan May naar Oostvleteren om André persoonlijk te bedanken. Stan May overleed in 2002 en Dirk Decuypere probeert nu om met zijn zoon in contact te komen.
Dirk Decuypere toont een foto van een Spitfire en van F/S Stan May. In 1993 heeft Dirk piloot Stan May nog in Brussel ontmoet. Stan is ondertussen overleden. Het aantal bemanningsleden dat bij een berging nog kan komen getuigen wordt schaars. |
Tot aan de Mk.XI werden de Spitfires voorzien van een Merlin-motor. In juni 1943 werd de Mk.XII in dienst genomen, een toestel met een krachtiger Griffon-motor. Kortere vleugels maakten het wendbaarder op lage hoogte. Het toestel van Stan May was een Spitfire van dit Mk.XII-type, hiervan werden maar een honderdtal exemplaren geproduceerd. Zijn toestel met serienummer MB800 droeg de rompcode EB-B.
Berging
De crashplaats ligt op 500 meter van de hoeve Marie-Christine De Byser, Lindestraat 36, Beveren-aan-de-IJzer (Alveringem). Tegen 07.30 uur begon kraanman Patrick Doom de ploeglaag weg te scheppen. Die werd door archeologen onderzocht naar zowel oppervlaktesporen van het vliegtuig als naar eventuele oudere archeologische relicten. Daarna begonnen de bergers zich te focussen op het diepere graafwerk, ze gingen tot vier meter diep.
Peilen met de Förster-metaaldetector in de put. |
Op recente luchtfoto’s is de plaats van de impact nog altijd te zien. Een getuige verklaarde dat de plaatselijke landbouwer nog tijdens de oorlog en zonder succes een stuk metaal uit de grond probeerde te trekken met een katrol. Een bergingsverslag werd nooit gevonden. Er kon dus van uitgegaan worden dat grote delen van het vliegtuig zich nog diep onder de grond bevonden.
Behoorlijk vroeg werden enkele cilinders opgegraven, het signaal dat de motor spijtig genoeg niet meer intact zou teruggevonden worden. Er kwam ook een mooi stuk schroefblad naar boven en een boordkanon. Overal hing de doordringende geur van brandstof.
Rond 12.30 uur was het duidelijk dat er geen grote resten van het vliegtuig meer naar boven zouden gehaald worden. De werkzaamheden werden gestaakt en het terrein werd in zijn oorspronkelijke staat hersteld. De belangrijkste wrakstukken zullen getoond worden in een gelegenheidstentoonstelling en nadien permanent in het museum van de Flanders Aviation Society (FAS) in Wevelgem tentoongesteld worden. Dirk Decuypere : “Bij deze opgraving kwamen stukken boven die we met veel liefde zullen schoonmaken. Een voorbeeldje is het motorblokfragment waar « Griffon » in gestempeld staat. Dat vormt een hard bewijs dat we inderdaad met een Spitfire Mk.XII te maken hebben. En dat telt misschien evenzeer als tien grote aluminiumfragmenten”.
Samenwerking met de overheid
Deze opgraving gebeurde in nauwe samenwerking met het het Agentschap R-O Vlaanderen en de eigenaars van het natuurgebied waarin de crashsite zich bevindt, nl. de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). De berging genoot de directe steun van drie archeologen: Jan Decorte (CO7), Marc Dewilde (VIOE) en Korneel Gheysen (archeoloog bij VLM).
Hulp van archeologen
Jan Decorte werkt voor CO7, een intergemeentelijke projectvereniging in de zuidelijke Westhoek rond erfgoed, cultuur en archeologie. Jan neemt daar het stuk archeologie voor zijn rekening. Het is hij die bij het Agentschap R-O Vlaanderen de vergunning aanvroeg voor deze berging. Enkel professionele archeologen of mensen die jaren ervaring in de sector kunnen voorleggen, mogen zo’n vergunning aanvragen.
Archeoloog Jan Decorte (links) geeft instructies aan kraanman Patrick Doom. |
Nadat een laag teelaarde was weggehaald, onderzocht Jan of er nog andere archeologische sporen aanwezig waren dan deze van de inslag. Jan : “Ik moet zeggen dat de groep rond Wim Huyghe en Dirk Decuypere archeologisch gezien goed opgravingswerk leverde. Wij probeerden de site duidelijk op te meten en hen bij te staan met professioneel advies. Het is niet nuttig en wenselijk om alle gevonden stukken gedetailleerd op een plan te vermelden. Je mag dit werk niet vergelijken met de traditionele archeologisch vindplaatsen waar iedere scherf inderdaad op een plan moet worden uitgetekend”.
Direct steun van VLM en ANB
De bergers contacteerden vooraf natuurlijk de eigenaar van de grond, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Deze heeft ongeveer 100 ha graslanden aangekocht in de overstroombare winterbedding van de IJzer. De gronden werden aangekocht in het kader van het landinrichtingsproject “De Westhoek”. Dit is een plan om de open ruimte in zeven Westhoek-gemeenten, waaronder Alveringem, beter in te richten. Nadat de werken op het terrein zijn voltooid worden de gronden overgedragen aan het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). De crashsite ligt in een van de kernen voor natuurontwikkeling en natuurbeheer langs de IJzer. Aangezien er dus werken voorzien waren in de buurt van de crashplaats verleenden de VLM en ANB hun onmiddellijke steun aan deze berging.
Wachten aan de rand van de put terwijl de kraanman zijn werk doet. De man met de donkerbruine T-shirt is Frank Debeil, projectleider van VLM. Frank : “Langs het fietspad dat wat verder langs de IJzer loopt, gaan we een infobord over deze crashplaats proberen te plaatsen”. |
Veiligheid primeert
Net zoals het protocol voorschrijft werd er zeer veel aandacht besteed aan de veiligheid. Een veiligheidsadviseur controleerde de toegang tot de afgebakende perimeter. Eens de kraan zich in beweging stelde mocht niemand de werkplek betreden. In het geval er risicovolle ontploffingstuigen gevonden werden, zouden de werken stilgelegd worden en zou gewacht worden op de komst van de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen (DOVO). Deze laatste was reeds geruime tijd van de berging op de hoogte gebracht en verzekerde op 5 juli de stand-by. Voor de gebruikelijke munitie die bij de berging van dergelijke jachttoestellen werd gevonden, werd een onopvallende en veilige plaats voorzien. Na het voltooien van de berging werd de procedure voor het ophalen ervan door DOVO strikt gevolgd.
Mooi panoramische foto van de bergingsplaats. Duidelijk zichtbaar zijn de verschillende perimeters met o.a. de zone voor de bezoekers en de zeilen met de tentoongestelde stukken. (Foto Filip Vlaminck) |
De geborgen wrakstukken werden op een zeil gelegd waar het publiek ze kon bekijken en grondig fotograferen. Terwijl Wim vooral het werk in de put volgde, begeleidde Dirk regelmatig geïnteresseerden naar de eigenlijke graafplaats. Bezoekers moesten zich eerst uitdossen met een veiligheidsvestje en een helm.
De opgegraven stukken werden getoond aan het publiek. |
Resultaat belangrijk voor toekomst
Bij de berging kwamen inderdaad geen grote onderdelen van de Spitfire Mk.XII naar boven. In ieder geval zullen enkele kleine stukken, daarom niet minder waardevol, een plaats krijgen in een museum. Het verhaal van F/S Stan May wordt daarmee mooi aangevuld.
Dirk en Wim weten zich omringd met een enthousiaste schare vrijwilligers. |
Deze berging was vooral een interessante testcase voor het protocol dat werd afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap. In het verleden had de groep Huyghe-Decuypere al bewezen om op een constructieve manier te kunnen samenwerken met de diensten van de overheid. De berging van de Spitfire Mk.XII zal de samenwerking alleen maar intensifiëren.
Naar aanleiding van de herdenking van de Lancasterbemanning die op 16 juni 1944 het leven verloor tijdens een crash in Anzegem, verscheen een herinneringsbrochure. Het boekje is een realisatie van het gemeentebestuur Anzegem en werd samengesteld door Jef Bogaert, Johan Durnez, Filip Santens en Dirk Decuypere. Bij de crash aan de Weedries kwamen alle bemanningsleden om, met uitzondering van de piloot: F/Lt Hugh Thomson MC DFC. Deze laatste kon dankzij de burgers en via een ontsnappingslijn uit Duitse handen blijven. Hij zou in 1948 het leven verliezen tijdens een crash in de periode van de Berlin Airlift. De auteurs beschrijven niet alleen de gebeurtenissen van 16 juni 1944 maar ook de ontsnappingsroute van Thomson en de individuele biografieën van alle bemanningsleden. Ook Hauptman Georg Greiner, die de Lancaster aanviel, komt even aan bod. Het boekje « Lancaster JB455. Anzegem 16 juni 1944 » telt 51 blz. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met Chantal Demeulemeester via e-mail cultuur@anzegem of tel 056 68 82 50. Je kan ook vijf euro overschrijven op rekeningnummer 775-5945983-01 van het Gemeenschapscentrum Anzegem. De brochure wordt zonder portkosten toegestuurd. |
Frans Van Humbeek
Foto’s: Paul Van Caesbroeck