Het Commonwealth-perk van de stedelijke begraafplaats van Tournai (het ‘Cimetière du Sud’) telt 863 graven. Er werden gedurende de volledige Eerste Wereldoorlog geallieerde militairen begraven door de Duitse bezetter maar na de oorlog werden gesneuvelden overgebracht van 62 kleinere of geïsoleerde begraafplaatsen vanuit alle hoeken van het land (o.a. Hasselt, St. Vith, Tienen, …). 811 dateren van de Eerste Wereldoorlog, waarvan 34 niet geïdentificeerde militairen, 117 Russische militairen die stierven in krijgsgevangenschap en 2 Belgische militairen. 52 graven dateren uit de Tweede Wereldoorlog en ook hier weer enkele niet geïdentificeerde gesneuvelden. Hierbij tellen we 24 militairen van het Royal Flying Corps en de Royal Air Force, waarvan twee uit de Tweede Wereldoorlog.
De allereerste Britse vliegeniers die in het gevecht stierven, liggen begraven op deze begraafplaats. Groot-Brittannië trok in 1914 ten strijde met zijn Royal Flying Corps. Op het moment dat Duitsland België binnentrok, telde het RFC slechts enkele tientallen vliegtuigen. De Britten zetten ze meteen in om de opmars te stuiten, en opereerden vanop Franse vliegvelden.
Enkele weken na het uitbreken van de oorlog, op 22 augustus 1914, startte op Maubeuge de Avro 504-tweedekker met als serial 390. Aan boord zaten twee vliegeniers van het 5 Squadron: 2nd Lieutenant Vincent Waterfall, de piloot, en zijn waarnemer 2nd Lieutenant Charles Georges Gordon Bayly. De Avro scheerde bij Bassily-Enghien over een Duitse kolonne om de samenstelling ervan te rapporteren. De eerste maal gebeurde er niets, de Duitse troepen keken geamuseerd naar dit nieuwe wapen, tot wanneer een hogere officier ontsteld instructies gaf om ernaar te schieten. Honderden geweren vuurden naar het vliegtuig dat vrijwel meteen te pletter stortte. In het wrak vond men de notities van Bayly, die tot op het fatale moment met zijn potlood notities gemaakt had over de Duitse kolonne.
De soldaten begroeven de twee slachtoffers langs de kant van de weg. Enkele dagen later werden ze op initiatief van de burgemeester gekist en in zijn persoonlijke familiekelder te Labliau gelegd. Nadien vonden ze hier in Doornik hun laatste rustplaats.
Vincent Waterfall en de in Zuid-Afrika geboren Charles Bayly rusten vandaag zij aan zij in de graven III G3 en III G4. Zij zullen nooit geweten hebben dat zij de allereerste oorlogsslachtoffers waren die Groot-Brittannië offerde. Er zouden er nog tienduizenden volgen.
Niet alleen liggen hier de eerste Britse RFC/RAF-slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog maar waarschijnlijk ook de laatste. 20 Squadron was op dat moment gebaseerd op het vliegveld ‘Iris Farm’, op het gehucht Clary, ongeveer 15 km ZW van Cambrai in Frankrijk. Piloot 2Lt Alexander William McHardy en de waarnemer Lt William Alexander Rodger maakten deel uit van een formatie van Bristol Fighters die op 10 november 1918, de voorlaatste dag van de Eerste Wereldoorlog, in de omgeving van Charleroi slaags raakten met een groot aantal Duitse Fokker D.VIIs. Twee Britse vliegtuigen werden neergeschoten; de Britten claimden vier Fokkers als neergeschoten. Bij de twee Britse slachtoffers was het vliegtuig van McHardy en Rodger, serial F6195, waarschijnlijk het slachtoffer van Lt Hans von Freden van Jasta 50. Ze waren samen met de andere RAF bemanning van 20 Squadron waarschijnlijk de laatste gedode RAF-piloten en bemanningsleden van de Eerste Wereldoorlog. Ze kwamen neer op het gehucht Martinsart van Froidchapelle en werden er aanvankelijk ook begraven maar later overgebracht naar Doornik. Hun verhaal is in detail beschreven in het boek ‘Squadrons et Jastas dans le ciel de la Wallonie occidentale’ van Jacques De Ceuninck.
Op de headstone van Ltn Henry Coyle Rath DFC, gesneuveld op 26 oktober 1918, staat vermeld ‘Believed to be.’ Bij het inventariseren van de door de Duitse bezetter begraven Britten was voor dit graf geen naam bekend, slechts dat het een Britse officier betrof van de Royal Air Force en de datum wanneer hij gevallen is. Vandaar het besluit met voorbehoud dat dit waarschijnlijk Lt Rath is. Hij maakte deel uit van 29 Squadron en werd neergeschoten aan boord van SE.5A serial C1915. Aan deze piloot is een wikipedia-pagina gewijd.
De twee RAF-gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog maakten deel uit van de bemanning van Blenheim IV serial R3702 (squadron code TR-B) van 59 Squadron. Ze vertrokken op 18 mei 1940 vanaf Vitry-en-Artois in Noord Frankrijk om Duitse kolonnes aan te vallen. Bij hun aanval werden ze onder vuur genomen door Duitse flak waarbij navigator Sgt Robert Burns gedood werd en piloot P/O Roy Alwin Durie zwaar gewond. P/O Durie slaagde er desondanks toch in om zijn zwaar gehavende Blenheim bij de Ferme Ribeaucourt in Maubray aan de grond te zetten. Hij overleed korte tijd later. Boordschutter AC1 William George Murdoch kwam ongeschonden uit het vliegtuig.