Flanders Field American Cemetery

Flanders Field American Cemetery in Waregem is de enige Amerikaanse begraafplaats met gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog in België. Er werden 368 militairen begraven en op de ‘Wall of the Missing’ staan 43 namen van vermisten. Tussen de graven zijn er drie van piloten terwijl tussen de vermisten vier namen van piloten staan.

Op 6 april 1917 verklaarde de Verenigde Staten de oorlog aan Duitsland en op 13 juni 1917 zetten de eerste Amerikanen voet aan wal in Frankrijk. Ze waren de voorbode van de American Expeditionary Force die echter pas midden 1918 een getalsterkte bereikte die mee de doorslag gaf om Duitsland te verslaan. In de tussenperiode werden zowel de Amerikaanse industrie als de Amerikaanse strijdkrachten gemobiliseerd. Om ervaring op te doen werden Amerikaanse militairen verspreid over Britse en Franse eenheden. Om deze reden maakten vier van de zeven hieronder geciteerde Amerikaanse piloten deel uit van een squadron van het Royal Flying Corps – RFC, de Royal Naval Air Service – RNAS of de Royal Air Force – RAF.

1st Lieutenant George H Zellers, geboren te Lebanon, Pennsylvania op 19 januari 1893. Hij diende als piloot bij het 20 Squadron RAF gebaseerd op Boisdinghem in Noord-Frankrijk. Op 30 juli 1918 steeg hij op met als boordschutter Serjeant John Cormack aan boord van Bristol Fighter serial C904. Ze werden waarschijnlijk het slachtoffer van Vzfw Franz Piechulek van Jasta 56 (zijn 10e overwinning). Beiden kwamen om het leven, Sgt Cormack overleed ’s anderendaags aan zijn verwondingen. 1Lt Zellers werd aanvankelijk begraven te Poperinge maar rust nu op Flanders Field American Cemetery en Sgt Cormack op CWGC Hagle Dump Cemetery te Ieper.

Lieutenant Kenneth MacLeish, US Naval Reserve Force, geboren te Glencoe, Illinois op 19 September 1894. Hij melde zich vrijwillig aan voor de US Navy in maart 1917 waar hij leerde vliegen. In oktober 1917 kwam hij over naar Europa en in november was hij in Frankrijk waar hij leerde vliegen met Franse FBA vliegboten. Na zijn Franse opleiding kwam hij in Groot-Brittannië in Gosport terecht waarna een periode van schietoefeningen in Schotland volgde om in het voorjaar van 1918 bij een U.S. Navy basis bij Duinkerken terecht te komen. Door een tekort aan vliegtuigen bij de Amerikanen, werden een aantal piloten naar Britse RNAS of RFC eenheden gedetacheerd, net op het moment dat op 1 april 1918 deze twee korpsen tot de Royal Air Force werden gecombineerd. Lt MacLeish kwam bij 213 Squadron RAF terecht, voorheen 13 Squadron RNAS. In mei 1918 werd hij teruggeroepen naar de Amerikaanse strijdkrachten in Frankrijk. Men had beslist om een bombardementsgroep op te richten en o.a. MacLeish werd naar Clermont-Ferrand gezonden om met Breguet 14 bommenwerpers te leren vliegen. Begin juli was hij terug in Duinkerken en werd naar 218 Squadron RAF gezonden, waar hij met DH9 vloog. Zijn verblijf was er van korte duur want eind van dezelfde maand moest hij naar Pauillac bij Bordeaux waar de U.S. Navy een grote basis opgezet had waar vliegtuigen werden geassembleerd voor de U.S. Navy in Europa. MacLeish moest er testvluchten gaan uitvoeren. Korte tijd later verhuisde hij opnieuw, eerst naar Parijs, en daarna naar Eastleigh in Groot-Brittannië, opnieuw om testvluchten uit te voeren op vliegtuigen bestemd voor de U.S. Navy eenheden in Frankrijk. Al die tijd probeerde hij om naar een operationele eenheid terug te keren en uiteindelijk lukte hem dat begin oktober 1918 toen hij terugkeerde naar 213 Squadron RAF met basis te Bierne in Noord Frankrijk.

Zijn verblijf zou er echter van korte duur zijn. Hij kwam er toe op 13 oktober 1918 en ’s anderendaags vond een aanval plaats tegen een spoorwegknooppunt in Tielt. Bij die gelegenheid behaalde hij zijn eerste en enige overwinning op een Fokker D.VII, samen met Capt John Greene, voor wie het zijn 15de overwinning was. Twee uur later waren Greene en MacLeish opnieuw in de lucht. Bij Diksmuide botsten ze op 14 Fokker D.VII’s. Beiden werden neergeschoten en overleefden de crash niet.

Toen Alfred Ronse op tweede kerstdag 1918 zijn boerderij ‘Liebaertswaele’ in de Lekestraat te Schore bezocht, trof hij er tussen de ruïnes het levenloze lichaam aan van een piloot. Wat verderop lag het wrak van zijn vliegtuig, Sopwith Camel D9673. Hij vond de papieren van Kenneth MacLeish, begroef het lijk ter plaatse en plaatste er een houten kruis voor. Hij schreef een brief over de vondst van het lichaam naar de ouders van MacLeish in Illinois. MacLeish werd in juni 1919 eerst herbegraven op Lyssenthoek in Poperinge en in mei 1924 op Flanders Field, de Amerikaanse militaire begraafplaats in Waregem. Hij ontving postuum het Navy Cross.

Kenneth MacLeish schreef talrijke brieven naar het thuisfront; van zijn brieven naar zijn verloofde Priscilla Murdock zijn er 225 bewaard gebleven. Op basis van deze briefwisseling verscheen een artikel in het Naval History Magazine, 1991, volume 5, nummer 2 (juni 1991). Voor de hoeve Liebaertswaele waar hij neerstortte, staat een infobord (zie afzonderlijkse beschrijving in de database).

Op twee panelen op de linker- en de rechterwand van de kapel staan o.a. de namen vermeld van vermiste piloten.

Lt Murray Kenneth Spidle, geboren te Wilmot, Ohio op 28 augustus 1897. Hij was piloot bij het 17th Aero Squadron, U.S. Air Service, maar voor operaties kwam deze eenheid onder controle van 65 Wing RAF. Op 4 augustus 1918 vloog hij met de Sopwith Camel E5159 een operationele patrouille toen hij om 09.15 uur werd neergehaald en brandend neerstortte op 1,5 mijl ten Z van Roeselare. Op die datum werd een Camel geclaimd door Ltn L. Beckman van Jasta 56 die om 08.40 uur een gevecht leverde te Stadenberg.

Lt John McGavock Grider, geboren op 18 mei 1892, te Grider, Mississippi county, Arkansas. In 1917 melde hij zich aan voor het U.S. Army en leerde er vliegen. Omdat de Amerikanen op dat moment nog geen georganiseerde luchtmacht hadden in Europa, werd Grider met twee andere Amerikaanse piloten, Lawrence Callahan en Elliott Springs, gedetacheerd bij 85 Squadron RAF. Hij behaalde al snel vier overwinningen waarvan twee gedeeld. Op 18 juni 1918 werd zijn SE.5A C1883 om 15.30 uur nog waargenomen in de omgeving van Menen waar hij slaags was geraakt met vijandige toestellen en het onderspit moest delven. De identiteit van zijn stoffelijk overschot ging verloren toen het door het Rode Kruis werd overgebracht. Hij wordt herdacht op de panelen voor de vermisten in de kapel. Zijn collega Elliott Springs publiceerde in 1926 het boek ‘War Birds : Diary of an Unknown Aviator’. De auteur had aanvankelijk niet vermeld dat het gebaseerd was op het dagboek van Grider; in een latere uitgave werd dit rechtgezet en is de auteur Grider en Springs als de redacteur. Het boek is enkele jaren geleden nog herdrukt in Groot-Brittannië door Frontline Books. Ook de briefwisseling van auteur Elliott Springs is uitgegeven als ‘Letters from a War Bird: The World War I correspondence of Elliot White Springs’ (University of South Carolina Press, 2012).

1st Lieutenant Ernest A Giroux, geboren op 4 december 1895 te Roxbury, Massachusetts. Hijzelf en zijn twee jaar jongere broer, Archibald ‘Archie’ R Giroux dienden eerst bij de American Ambulance Field Service, een vrijwilligersorganisatie actief vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog, en gingen eind 1917 over naar de militaire luchtvaart. Archie leerde vliegen bij de RAF. 1Lt Ernest Giroux vloog bij het 103rd Aero Squadron van de U.S. Air Service, een jachteenheid uitgerust met SPAD XIII. Hij werd op 22 mei 1918 rond 09.35 uur neergehaald bij een gevecht met 8 Albatros in de omgeving van Armentières, Frankrijk, en stortte neer in bezet gebied in de omgeving van Laventie. Hij zou begraven zijn in Estaires maar ook hier moet er iets misgelopen zijn want hij staat te boek als vermist. Zijn vermoedelijke overwinnaar, Lt Hans Müller van Jasta 18, claimde een gevecht met een SPAD om 09.53 uur. 1Lt Giroux ontving postuum het Amerikaanse Distinguished Service Cross en het Franse Croix de Guerre.

1Lt Galloway Grinnell Cheston, geboren op 3 mei 1896 te West River, Maryland. Tijdens zijn militaire studies was hij al actief binnen het ‘Signal Corps’ op de campus van zijn school. Het mag dan ook niet verbazen dat hij koos voor een militaire carrière. In november 1917 kwam hij toe in de haven van Liverpool en begon diezelfde maand nog aan een opleiding als piloot bij het Royal Flying Corps. Begin maart 1918 had hij zijn opleiding grotendeels achter de rug en werd hij bevorderd tot Lieutenant. Eind juni 1918 kwam hij toe bij 206 Squadron RAF te Alquines, bij Boulogne, uitgerust met DH9. Op 25 juli 1919 was 206 Squadron betrokken bij een luchtgevecht met Duitse Pfalz jachtvliegtuigen. Daarbij zou de bemanning Lt Cheston en Cpl Pacey twee Duitse vliegtuigen neergeschoten hebben waarvan een gedeeld met een andere bemanning van 206. Lang konden ze niet genieten van hun overwinningen want op 29 juli 1918 vlogen ze een nieuwe bombardementsopdracht met DH9 B7668, richting spoorweginstallatie in Kortrijk. Na het afwerpen van de bommen keerden ze terug naar de eigen linies waarbij 1Lt Cheston blijkbaar hoogte verloor, misschien door motorproblemen. In de omgeving van Geluveld werden ze aangevallen door Pfalz-jachtvliegtuigen. Deze concentreerden zich blijkbaar op de eenzame DH9 die volgens een getuige door vijf of zes jagers aangevallen werd. Dat was het laatste wat zijn collega’s van 206 Squadron van hem zagen. 1Lt Cheston en zijn boordschutter Cpl Joseph Woodley Pacey kwamen om het leven en zijn vermist. Cpl Pacey, een Brit, is vermeld op het Arras Flying Services Memorial. Lt Friedrich Rittmeister von Roth van Jasta 16 claimde een gevecht met een Bristol Fighter vliegtuig ter hoogte van Geluvelt om 19.35 uur. Mogelijk identificeerde hij het type verkeerd maar dat is slechts een vermoeden.

1Lt George Preston Glenn. Hij behoorde tot de 17th Aero Squadron – 65 Wing RAF. Met zijn Sopwith Camel escorteerde hij op 20 juli 1918 bommenwerpers van het 211 Squadron naar Brugge. Boven Oostende kregen de Camels het aan de stok met 5 Fokker D.VII. Het toestel van Glenn werd rond 9 uur een laatste maal gezien terwijl het ten ZO van Oostende, van op 2000 voet naar beneden dook. Op die datum rapporteerde Oblt Theo Osterkamp van MFJ II een gevecht met een Brits vliegtuig ten O van Nieuwpoort om 09.25 uur (The Sky Thier Battlefield).

Meer informatie over de graven van de Flanders Field begraafplaats kan je vinden in het boek ‘De soldaten van de Amerikaanse begraafplaats Flanders Field’ van Patrick Lernout en Christopher Sims (Uitgeverij Groeninghe, Kortrijk, 2011).

Beelden: © Georges Lecomte, 13/10/2008 | © Ricky Van Dyck 14/08/2021
Datum registratie:
13/12/2008
Locatie:
Flanders Field American Cemetery
Adres:
Flanders Field American Cemetery, Bosstraat, Waregem
Lengtegraad:
3°27’09.7″E
Breedtegraad:
50°52’26.9″N

FEEDBACK

[pencilang nl_BE='Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid.' fr_BE='Ce site utilise des cookies pour optimiser votre expérience utilisateur. En continuant à surfer sur Internet, vous acceptez notre politique de confidentialité et d’utilisation de cookies.' /] [pencilang nl_BE='Accepteren' fr_BE='Accepter'/] [pencilang nl_BE='Lees meer' fr_BE='Lire Plus'/]

[pencilang nl_BE='Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid.' fr_BE='Ce site utilise des cookies pour optimiser votre expérience utilisateur. En continuant à surfer sur Internet, vous acceptez notre politique de confidentialité et dutilisation de cookies.' /] [pencilang nl_BE='Accepteren' fr_BE='Accepter'/] [pencilang nl_BE='Lees meer' fr_BE='Lire Plus'/]