Second Lieutenant Robert Lee Garrett werd geboren op 3 april 1918. Hij was de zoon van Chester en Hazel Garrett. Binnen zijn familie noemden ze hem Bobby; hij had ook een broer genaamd John. De familie Garrett woonde in Norman, Oklahoma. Bobby ging naar het US Army op 2 december 1941. Later volgde hij een officiersopleiding en werd benoemd als Second Lieutenant op 28 mei 1943. Hij werd piloot bij de United States Army Air Force, 785th Bomber Squadron van de 466 Bomber Group, Eighth Air Force.
De bemanning bestond verder uit First Lieutenant Billy B. Boyer, copiloot, Second Lieutenant Roy D. Beukelman, navigator, Second Lieutenant Gordon R. Russell Jr., bommenrichter, Staff Sergeant Howard B. King, radio-operator, Staff Sergeant John J. Laurich, boordwerktuigkundige en bovenkoepelschutter, Sergeant James R. Eaton, buikkoepelschutter, Sergeant Orville Good, linker zijluikschutter, Sergeant Milton E. Thompson, rechter zijluikschutter, Staff Sergeant Charles P. Miller, staartschutter.
Op 23 maart 1944, was de bemanning onderweg met B-24H 42-52587 (2U-K) met de naam ‘Shoo Shoo Baby’. Het was slechts de tweede opdracht van het squadron. Onderweg naar het doelwit kwam de relatief onervaren eenheid in slecht weer terecht. ‘Shoo Shoo Baby’ kwam in vlucht in botsing met 41-29466 ‘Dark Rhapsody’, een andere B-24 van dezelfde eenheid. ‘Shoo Shoo Baby’ stortte neer in een klein meertje genaamd Boschwijde, ongeveer drie mijl ten oosten van Vollenhove. De volledige bemanning van ‘Dark Rhapsody’ en zes bemanningsleden van ‘Shoo Shoo Baby’ kwamen om het leven.
Wicher Rozeboom en Harm Jordens, twee Nederlandse omwonenden van het meertje, gingen met een roeiboot op zoek naar eventuele overlevenden. Ze konden Bobby Garrett, Billy Boyer en Howard King levend uit het water halen en brachten hen naar het huis van Jannes Ziel. Van daar ging het naar een Nederlandse verzetsgroep onder leiding van Peter van den Hurk.
En zo kwamen ze in België terecht bij ontsnappingslijn Comète. Billy Boyer werd uiteindelijk toch gevangen genomen door de Duitsers en kwam in krijgsgevangenschap terecht. In mei 1944 bevond Bobby Garrett zich in Luik waar hij een drietal weken bij een familie verbleef. In die periode schreef hij een lange brief aan zijn moeder waarin hij vertelde hoe goed iedereen voor hem was en hoe dankbaar hij was dat hij daar een schuilplaats had gevonden. De brief kon uiteraard toen niet verzonden worden en zijn moeder ontving hem pas na de oorlog.
In juni werd Bobby Garrett naar Queue-du-Bois gebracht waar hij bij Joseph Bourdouxhe verbleef. Bourdouxhe was een zestigjarige landbouwer en woonde bij zijn zoon Jean en diens echtgenote. Op dat moment was D-Day net achter de rug en de Geallieerde legers waren op weg vanuit Normandië naar België. Bij Comète zag men in dat het geen nut had om nog vliegeniers de lange gevaarlijke weg naar Spanje op te sturen; het was waarschijnlijk beter om onder te duiken en af te wachten tot de Geallieerden België zouden komen bevrijden. En zo bleef Bobby Garrett tijdens de zomer van 1944 in het huis van de familie Bourdouxhe en ze beschouwden hem als een familielid. Brussel werd bevrijd op 4 september 1944 en de Amerikanen waren op weg naar Oost België, Luik en Queue-du-Bois. Op 7 september was de streek nog altijd niet helemaal bevrijd. Bobby was die morgen met Mevrouw Bourdouxhe aan het werk in de boomgaard van de familie. Hij droeg burgerkleding en zag eruit als een Belgische burger. Op de weg langs de boomgaard reed een Duits voertuig voorbij. Daarbij zou Bobby Garrett geraakt zijn door een verdwaalde kogel.
Drie dagen later, op 10 september, werd Queue-du-Bois bevrijd door de 33rd Field Artillery Battalion, First Infantry Division. De volgende dag werd hij begraven in het familiegraf van de Bourdouxhes. De Bourdouxhes stuurden Bobby’s persoonlijke bezittingen naar zijn familie in de Verenigde Staten waarna er een regelmatige briefwisseling tussen de familie Bourdouxhe en de familie Garrett aan de andere kant van de oceaan tot stand kwam.
Zonder dat de familie Garrett op de hoogte was, werd Bobby Garrett door het US Army ontgraven en herbegraven op het Netherlands American Cemetery in Margraten op 4 maart 1946. Jean Bourdouxhe bracht het nieuws over aan de familie Garrett; korte tijd later ontvingen ze ook een officieel bericht van het War Department. De overbrenging van Bobby naar een andere begraafplaats kwam als een schok voor vader Chester Garrett. Hij protesteerde tegen de overbrenging van Bobby’s graf zonder zijn toestemming en begon een brievencampagne om het graf van zijn zoon terug over te brengen naar Queue-du-Bois, naar Bobby’s Belgische vrienden.
De gemeente Queue-du-Bois steunde zijn vraag. De burgemeester schreef naar de Amerikaanse ambassade in België met het voorstel om in het gemeentelijk kerkhof een ereplaats voor te behouden voor Bobby’s graf. Bovendien zou de gemeente alle kosten dragen voor de herbegraving en het toekomstige onderhoud van zijn graf.
In juni 1948 verklaarde het Department of the Army zich akkoord met de wen van de Garrett familie. Op 29 maart 1949 werd Bobby Garrett nogmaals opgegraven en terug naar Queue-du-Bois gebracht.
De bovenstaande tekst is in grote lijnen terug te vinden in het Engels op de website van de American Overseas Memorial Day Association Belgium (aomda.org).