Op 30 januari 1933 werd Adolf Hitler kanselier van Duitsland. In de daaropvolgende jaren werd meteen duidelijk waar hij naartoe wilde: militaire steun aan de Spaanse nationalisten in de Spaanse Burgeroorlog, militarisatie van het Rijnland, de annexatie van Oostenrijk en kort daarop volgend een deel van Tsjechoslowakije. Toch duurde het nog een tijd voor de Belgische politici realiseerden dat de Duitse ambities ook een gevaar inhielden voor België. Een versterking van de Belgische defensie drong zich op.
Een van de genomen maatregelen was het inrichten van een aantal zogenaamde ‘reserve-vliegvelden’, een eufemisme voor een stuk wei of akker geschikt voor het opstijgen en landen van onze militaire vliegtuigen, maar zonder vaste accommodatie. In Aalter bijv. waren wel enkele vliegtuigboxen gebouwd maar meestal beperkte de accommodatie zich tot een voorraad brandstof en munitie en in het beste geval een telefoonlijn; de rest moesten ze zelf zoeken bij boerderijen, scholen, enz. in de omgeving. In Oost België was er een cluster van dergelijke vliegvelden tussen Luik en Tienen met Glabbeek, Jeneffe, Lonzée, Wilderen/Duras, Hannut/Thines, Vissenaken, Beauvechain, Brustem, Neerwinden en Neerhespen. Bijna al deze vliegvelden werden kortstondig gebruikt tijdens de periode van mobilisatie en de eerste dagen van de Achtiendaagse Veldtocht.
Zo ook het reserve-vliegveld van Glabbeek dat toegewezen was aan het 3e Escadrille van de IIe Groupe van het 1e Régiment Aéronautique (3/II/1Aé), een observatie-eenheid met als insigne het Hulstblad. Deze eenheid had als basis Goetsenhoven en was uitgerust met de Fairey Fox II en Fox IIIc. Kort na middernacht in de nacht van 9 op 10 mei 1940 krijgt deze eenheid opdracht om meteen te vertrekken naar haar oorlogsbasis Glabbeek. Tussen 4 en 5 u ’s morgens komen ze er toe, de vliegtuigen worden gecamoufleerd en klaargemaakt voor oorlogsopdrachten. Op hetzelfde moment vallen de eerste bommen op de thuisbasis. Maar op die eerste oorlogsdag blijft de eenheid werkloos. ’s Anderendaags vroeg voeren ze een eerste verkenningsopdracht van de grensstreek van Belgisch en Nederlands Limburg uit. Hiervoor krijgen ze een escorte van drie jacht-Foxen van het nabijgelegen Vissenaken. Tijdens de namiddag verliezen ze alle telefonische communicatie met de hogere echelons. ’s Avonds komt een Fox een boodschap droppen: onmiddellijk verhuizen naar Wilrijk bij Antwerpen. Een eerste Fox vertrekt om te Wilrijk de aankomst van de rest van de eenheid voor te bereiden. Door het gebrek aan communicatie gaat de bevelvoerende officier van 3/II/1Aé naar het hoofdkwartier te Aarschot om persoonlijk te overleggen met zijn oversten; vandaaruit reist hij verder naar Wilrijk. En wat er toen in Glabbeek gebeurde, kan omschreven worden als één van de merkwaardigste gebeurtenissen van de Achtiendaagse Veldtocht van de Militaire Luchtvaart. Te Glabbeek slaat de ‘parachutitis’ toe: een vliegtuig overvliegt het terrein en schiet enkele lichtkogels of vuurpijlen af. Overtuigd dat het vliegveld omsingeld is en dat hij met de weinige en slecht bewapende manschappen geen enkele kans maakt, beslist de plaatsvervangende bevelvoerende officier om het vliegveld meteen te evacueren met achterlating van alle nog vliegwaardige vliegtuigen. Slechts twee officieren blijven plichtsbewust ter plaatse met een handvol manschappen; de plaatsvervangende commandant keert uiteindelijk ook op zijn stappen terug. ’s Morgens moeten ze vaststellen dat er niets aan de hand is. De commandant vertrekt naar Wilrijk om de piloten terug te halen. Na een valse start bereiken de piloten uiteindelijk laat in de namiddag Glabbeek. Acht Foxen en een MS230 landen tussen 18 en 19.30 u op Hemiksem. Eén Fox blijft achter te Glabbeek omdat er een piloot te kort is; deze zal uiteindelijk Hemiksem bereiken in de morgen van 13 mei. We kunnen wel stellen dat ze er uiteindelijk nog goed vanaf kwamen. Daarmee kwam een einde aan de oorlogsgeschiedenis van het vliegveld Glabbeek.
(Voor deze beknopte geschiedenis van Glabbeek maakten we o.a. gebruik van « L’Aéronautique Militaire belge en mai-juin 1940 », geschreven door Peter Taghon en uitgegeven als « Avions Hors série » nummer 18 in 2006).
Na de Tweede Wereldoorlog maakte het Ministerie van Landsverdediging een inventaris van de beschikbare kazernes en terreinen en ook een aantal van de reserve-vliegvelden kwamen op deze lijst voor. Enkele vliegvelden die door de Luftwaffe verder uitgebouwd werden, zoals Brustem en Beauvechain, werden door de Belgische Luchtmacht in gebruik genomen. Andere ‘reserve-vliegvelden’, vermoedelijk diegene waarvoor onteigeningen gebeurd waren en waar de grond dus eigendom was van Defensie, werden volgebouwd met loodsen voor de Landmacht. Zo ontstonden in Vissenaken, Neerwinden en Glabbeek kazernes bestaande uit rijen loodsen, min of meer gebouwd rond dezelfde periode en volgens hetzelfde stramien. Met de val van het Ijzeren Gordijn en de daarop volgende inkrimping van Defensie, werden een aantal van deze kazernes gesloten. Zo kwam de kazerne van Glabbeek in handen van de gemeente Glabbeek. Een deel ervan gebruikt de gemeente zelf; voor een ander deel zoekt men partners om er activiteiten te ontwikkelen. Op het moment dat we dit schrijven (maart 2017), biedt één van de loodsen bijv. onderdak aan de onderdelen van de Lancaster die begin november 2016 te Glabbeek opgegraven werden.
De gemeente Glabbeek voert wat betreft de herinnering aan haar ‘militair’ verleden een voorbeeldig beleid: regelmatig worden rond de 11 november-herdenkingen infoborden onthuld die verwijzen naar dit verleden. Nadat in 2015 drie infoborden voor vliegtuigcrashes tijdens de Tweede Wereldoorlog onthuld werden, kwam in november 2016 o.a. het voormalige vliegveld aan bod. Langs de weg voorbij de vroeger militaire loodsen staat een bord met een verwijzing naar de korte periode dat er in Glabbeek een vliegveld was. Op een bescheiden manier houdt men zo de herinnering levend aan een toch niet zo ver verleden.