Het vliegveld van Grimbergen is vanaf september 1939 aangelegd als reservevliegveld van de Belgische Militaire Luchtvaart. Na de Tiendaagse Veldtocht kwam het in handen van de Luftwaffe, daarna was het achtereenvolgens de basis voor de 122, 132 en 131 Wing RAF. Nadat de laatste toestellen van de 131 (Poolse) Wing eind april 1945 het vliegveld hadden verlaten, kwamen Amerikaanse militairen vanaf mei 1945 tot december 1946 de gronden opeisen.
Er ontstond een groot transitkamp of staging area, Camp White Tie, waarin duizenden Amerikanen van verschillende takken van de US Army werden opgevangen. Via havens als Antwerpen en Le Havre werden ze teruggebracht naar de Verenigde Staten. Naast infantry-eenheden uit verschillende divisies verbleven er ook paratroopers, engineers, artillery-eenheden, air force-eenheden, armored-eenheden enzovoort. Het kamp bood tijdelijk plaats aan maximum 11.000 militairen. De accommodatie voor de soldaten bestond voornamelijk uit honderden grote M-1942 squad tenten, waar ze elk met zo’n twaalf soldaten in konden slapen. Naast tenten waren er ook barakken. Die stonden onder andere in de Heidebaan en vlakbij de Humbeeksesteenweg.
In België was er tot zover bekend nog een belangrijk transitkamp, nl. Camp Top Hat, gelegen op de Linkeroever in Antwerpen. De naam Top Hat kwam van de gelijknamige musical van Marc Sandrich uit 1935. Uit die musical werd ook de inspiratie gehaald voor de naam ‘Camp White Tie’.
Op Camp White Tie werd het leven van de Amerikanen zo comfortabel mogelijk gemaakt. Zo waren er onder andere een theaterzaal/filmzaal, een bar en een Red Cross Clubmobile. De Red Cross Clubmobile was een mobiele club die langskwam op kampen om de soldaten entertainment en ontspanning te bieden, zodat ze zich meer thuis voelden. Er werd gegokt, baseball gespeeld, en vooral veel feestgevierd. De meeste soldaten gingen ook Brussel bezoeken en genoten er van het nachtleven.
De troepen van het 334th Engineer Special Service Regiment wisten zelfs een monumentje te metselen. Zo bouwden ze het embleem van de Amerikaanse engineer-troepen na in baksteen. Na het vertrek van de Amerikanen in 1946 werd dit kasteeltje door de lokale boer Van Seghbroeck overgekocht en in de Winkelveldstraat (nu nr. 15) op de boerderij geplaatst. Toen de boerderij eind jaren ‘90 verkocht en verbouwd werd, werd het kasteeltje spijtig genoeg mee afgebroken. De huidige eigenaars waren niet op de hoogte gebracht van de betekenis van het bouwwerk.
Dankzij intensief bodemonderzoek van Randy Buelens konden heel wat overblijfselen uit de oorlogsperiode en van Camp White Tie worden opgegraven.
Amerikaanse nabestaanden van de militairen die hier verbleven, onthulden op 23 augustus 2024 een gedenkplaat, samen met waarnemend burgemeester Philip Roosen en schepen van toerisme en erfgoedbeleid Karlijne Van Bree.
De Amerikaanse familieleden die het monument mee inhuldigden (Ron Fedorchak, Joyce Kiracofe, Candy Deubner en Marsha Flora) vertegenwoordigden de 95th Infantry Division, 378th Infantry Regiment en het 202nd Engineer Combat Battalion.
Er was ook een vertegenwoordiging van de Amerikaanse ambassade aanwezig. De organisatie kon ook rekenen op de vertrouwde steun van de oud-strijders en van een tiental eigenaars van oude militaire voertuigen. Na de inhuldiging werd het gezelschap ontvangen op het kasteel d’Overschie te Grimbergen.
Het embleem van de Engineer-eenheden staat onderaan het informatiebord.
Het monument kwam tot stand door de nauwe samenwerking van auteurs Randy Buelens en Frans Van Humbeek, Hangar Flying, Recreatief Vliegveld Grimbergen en het gemeentebestuur van Grimbergen.
Bron: ‘Vliegveld Grimbergen 1939-1946, van aanleg tot White Tie’, Randy Buelens en Frans Van Humbeek, Uitgeverij Bonte, Brugge, 2024