Op de grens van Merelbeke en Gentbrugge ontwikkelden de spoorwegen al in de 18e eeuw een belangrijk vormingsstation met werkplaatsen. Dat zorgde voor een belangrijke toename van de bevolking in de regio. In de Tweede Wereldoorlog was het vormingsstation van Merelbeke het tweede belangrijkste in zijn soort in België. Het was dan ook een belangrijk doelwit van de Geallieerde Luchtmachten.
Een eerste belangrijke bombardement had plaats op zondag 5 september 1943. De zondagsmis in de St. Antoniuskapel was net beëindigd toen ongeveer 70 B-26 Marauder bommenwerpers van de 322e en de 323e Bomb Group hun doelwit naderden. Er vielen in totaal 111 doden te betreuren in Gentbrugge, Lede, Melle en Merelbeke.
Het ergste moest toen nog komen want in het voorjaar van 1944 begonnen de Geallieerde Luchtmachten met het uitvoeren van bombardementen in het kader van het ‘Transportation Plan’. De bedoeling was om in een brede boog door Noord-Frankrijk en België alle belangrijke spoorweginfrastructuur te vernielen om de bewegingsvrijheid en de aanvoer van Duitse reserves en voorraden naar de toekomstige landingsstranden in Normandië te beletten. De voornaamste Belgische doelwitten in het kader van dit plan waren Kortrijk, Merelbeke, Mechelen, Hasselt, Leuven, Haine-Saint-Pierre (bij La Louvière), Montzen (tegen de Belgisch-Duitse grens) en Saint-Ghislain. Het eigenaardige is dat het waarschijnlijk grootste Belgische vormingsstation, Schaarbeek, niet gebombardeerd werd.
In de nacht van 10 op 11 april 1944 stuurde de RAF haar 6e Group, voornamelijk bemand door Canadezen, naar Merelbeke. Kort voor middernacht lieten 122 Halifaxen en enkele Mosquitos hun bommen vallen. Opnieuw werden Merelbeke, Gentbrugge en Melle getroffen en ook Zwijnaarde deelde in de klappen. Er vielen 428 doden en ook 286 zwaargewonden. Hele straten lagen in puin en duizenden inwoners werden plotsklaps dakloos.
Precies één maand later, in de nacht van 10 op 11 mei 1944 deden ze het nog eens over. De schade aan de sporen na het eerste bombardement was namelijk niet zo erg groot en na een week reden er alweer treinen. 116 bommenwerpers vlogen naar Gent en wierpen er ongeveer 425 ton bommen af. Na het bombardement van 10/11 april waren veel inwoners dakloos en hadden elders een onderkomen gezocht. Andere gezinnen namen het zekere voor het onzekere in sliepen niet meer in hun eigen huis in de omgeving van het station. Ondanks het feit dat ook nu weer meer bommen naast dan op het station vielen, waren er ‘slechts’ 48 doden te betreuren.
In 2004 vroeg Merelbeke, in navolging van Mortsel, erkenning voor het leed van haar inwoners tijdens de Tweede Wereldoorlog. In juli 2004 ontving de burgemeester deze erkenning tijdens een plechtigheid op het Koninklijk Paleis. Datzelfde jaar werden heel wat herdenkingsprojecten opgezet om de herinnering, 60 jaar later, levendig te houden.
Het gedenkteken aan de ingang van de begraafplaats achter de kerk van Merelbeke gedenkt de slachtoffers van de bombardementen in deze gemeente. Op de begraafplaats zijn nog talrijke graven van slachtoffers, soms volledige families, terug te vinden.
Voor wie meer interesse heeft kunnen we het boek ‘Het drama van Merelbeke : Honderden burgers komen om tijdens geallieerde bombardementen’ van Katrien Arnaut aanbevelen (Uitgeverij De Klaproos, Brugge, 2007; ISBN 90 5508 092 2, derde herziene druk van 2016). Het boek behandeld niet zozeer de bombardementen zelf maar de gevolgen ervan voor de inwoners van Merelbeke. Het bevat tientallen getuigenissen van mensen die er toen middenin zaten en bevat honderden foto’s van de gevolgen van het bombardement.